Leefplezierplan: sturen op positieve ervaringen in de ouderenzorg

Leefplezierplan: sturen op positieve ervaringen in de ouderenzorg

Leiden, 4 april 2019 – Vandaag zijn tijdens een conferentie in Leiden de bevindingen gepresenteerd van het 2-jarige pilotproject Leefplezierplan voor de zorg. In het project heeft Leyden Academy met ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in elf ouderenzorgorganisaties verkend wat er gebeurt als je het leefplezier van individuele bewoners als vertrekpunt neemt. Gedurende het project is het ‘Leefplezierplan’ ontwikkeld dat niet is gebaseerd op protocollen en afvinklijstjes, maar op wat er voor mensen echt toe doet en wat hen raakt in de laatste fase van hun leven. Het Leefplezierplan en de bijbehorende trainingen zijn in het project geëvalueerd in zeer uiteenlopende organisaties en omstandigheden. Zowel de bewoners zelf, hun belangrijke anderen (zoals familie, vrienden en mantelzorgers) als de betrokken verpleegkundigen en verzorgden zijn zeer enthousiast. Het project krijgt dan ook een vervolg.

Van incidentele pareltjes naar dagelijkse praktijk
Er is steeds meer aandacht voor persoonsgerichte zorg. Zorgorganisaties tonen graag hun ‘pareltjes’, maar die voorbeelden kenmerken zich vaak door hun eenmalige karakter. In het Leefplezierplan-project hebben wij met medewerkers zorg en welzijn verkend hoe we duurzaam de aandacht kunnen verleggen naar het leefplezier van individuele bewoners. Door de bewoners beter te leren kennen, en door de verantwoording van kwaliteit van zorg te baseren op wat daadwerkelijk is gedaan om hun leefplezier te vergroten. Van april 2017 tot april 2019 heeft Leyden Academy in elf zorgorganisaties door heel Nederland teams getraind, zijn circa 200 bijeenkomsten georganiseerd en 80 interviews afgenomen met teamleden, leidinggevenden, bewoners en belangrijke anderen. Ook is kwantitatief onderzoek verricht.

Positieve ervaringen op de voorgrond
Het nieuw ontwikkelde Leefplezierplan is een handzaam model dat bruikbaar is als minimale standaard voor alle gegevens die nodig zijn om bewoners van het verpleeghuis goede zorg te bieden. Werken met het Leefplezierplan spoort medewerkers aan tot een meer persoonlijke ondersteuning, in plaats van zich vooral te richten op medische en behoeftegerichte zorg. Wie positieve ervaringen op de voorgrond plaatst en daar dagelijks iets mee probeert te doen, staat telkens stil bij wat echt van betekenis is voor iemand. Projectleider Joris Slaets: “Kwaliteit van zorg zit vooral in kleine dingen, in betekenisvolle ervaringen en in het contact tussen mensen. Dit kan onderdeel zijn van de dagelijkse zorg, zoals extra aandacht voor het samen kleding uitzoeken bij een bewoonster die er graag piekfijn uitziet. Maar we hebben ook veel voorbeelden gezien van diep gekoesterde verlangens die werden vervuld. Zoals de dame met ernstige Parkinson die niets liever wilde dan haar kleinkinderen nog eens zien. Het contact was door scheidingsperikelen verbroken. Na bemiddeling van de zorgverlener stond de kleinzoon uiteindelijk aan haar bed en haalden zij samen mooie herinneringen op. Een paar dagen later stierf mevrouw. Het team had hier écht iets betekend voor haar en haar echtgenoot. Maar deze ‘zachte’ dimensie van kwaliteit rekenen we nu vaak niet tot de verantwoordelijkheid van de zorg en we weten niet goed hoe we die kwaliteit zichtbaar kunnen maken. Het Leefplezierplan helpt hierbij.”

Actiever inspelen op wensen en verlangens
Inspelen op de verlangens van bewoners begint met elkaar beter leren kennen. Waar medewerkers voor aanvang van het project steevast zeiden dat zij hun bewoners al goed kenden, zegt 87 procent van de deelnemers na afloop de bewoners (veel) beter te kennen. Ook is een ruime meerderheid aan het eind van het project meer bezig met het bevorderen van leefplezier en het vastleggen daarvan, dan voorheen. Alle elf zorgorganisaties zijn veel actiever geworden om aan de wensen en verlangens van bewoners tegemoet te komen en proberen het organisatieaanbod niet langer als uitgangspunt te nemen. Aandacht voor en bespreking van dilemma’s en ervaringen, is bij de meeste teams onderdeel geworden van het eigen kwaliteitsbeleid.

Leefplezier leidt tot werkplezier
Medewerkers hebben voor de zorg gekozen om aan de kwaliteit van leven van oudere mensen bij te dragen. Zij geven aan dat het Leefplezierplan hen hierbij helpt en dat het beter bij hun wensen aansluit dan het huidige zorgleefplan. We hebben in het onderzoek kunnen vaststellen dat het beter leren kennen van bewoners, het bijdragen aan hun leefplezier en het werken met het Leefplezierplan, leidt tot meer werkplezier. Zoals een medewerker het verwoordde: “Ik zou willen dat al mijn collega’s het enthousiasme konden voelen dat ik van het project krijg. Het wakkert dat waakvlammetje aan dat een ieder heeft die in de zorg werkt.” Werken met het Leefplezierplan kan de ouderenzorg aantrekkelijker maken in een tijd van toenemende krapte op de arbeidsmarkt.

Opschaling naar twee complete locaties
De succesvolle pilot krijgt een vervolg. Zo wordt het Leefplezierplan van juni 2019 tot juni 2021 op twee complete locaties ingevoerd, elk van een andere zorginstelling, met ondersteuning van het ministerie van VWS en de zorgkantoren Menzis en VGZ. Tijdens dit actieonderzoek gaan alle belangrijke belanghebbenden in de zorg, waaronder de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Nederlandse Zorgautoriteit, samen op zoek naar de consequenties van een zorgverlening die uitgaat van leefplezier voor bijvoorbeeld de in- en externe verantwoording van kwaliteit, de aansturing van medewerkers, de zorginkoop en de besteding van middelen. Het streven is een werkwijze die in alle Nederlandse zorgorganisaties toepasbaar is en die leidt tot een verantwoording waar een onmiskenbare stimulans vanuit gaat voor persoonsgerichte zorg met een focus op leefplezier. Joris Slaets: “Nu de vergrijzing naar een hoogtepunt gaat, is het hoog tijd om met elkaar grote aandacht aan kleine dingen te schenken. Investeren in betere ouderenzorg betekent investeren in aandacht en relaties, in reflecteren en leren, en in het vertrouwen dat medewerkers met hun onschatbare kennis en ervaring het goede doen.”

Lees hier het eindrapport Langer leefplezier ervaren. Handreiking narratief kwaliteitskader verpleeghuiszorg.

Aan het pilot-project Leefplezierplan voor de zorg namen deel:

  1. ActiVite, locatie Hof van Alkemade, Roelofarendsveen
  2. De Hoven, locatie Vliethoven, Delfzijl
  3. De Oude Pastorie, Huizen
  4. La Providence, Grubbenvorst
  5. Respect Zorggroep, locatie Quintus, Den Haag
  6. Schakelring, locatie Zandley, Drunen
  7. Woonzorgcentrum Sint Anna, Boxmeer
  8. Topaz, locatie Zuydtwijck, Leiden
  9. Wonen bij September, Woonhuis September Wageningen
  10. Zorggroep Elde, Zorgexpertisehuis Liduina, Boxtel
  11. ZZG Zorggroep, locatie Campanula, Nijmegen

In geval van vragen kunt u contact opnemen met Niels Bartels, manager communicatie, via tel. (071) 524 0960 of via e-mail.

Woonplezier in Cobouw

Woonplezier in Cobouw

Iedereen die bouwt en ontwikkelt voor oudere mensen zal streven naar een woonomgeving waarin zij zich veilig en comfortabel voelen. Maar woonplezier zit voor zelfstandig wonende ouderen ook in heel andere factoren, zo blijkt uit recent onderzoek van Leyden Academy. Zo dragen ook gevoelens als vrijheid, verbinding, genieten, thuisgevoel en ontspanning hieraan bij. Bovendien levert naast de gebouwde omgeving ook de sociale omgeving zoals visite, burencontact en gezamenlijke activiteiten een belangrijke bijdrage aan woonplezier.

Zorgen voor een prettige woonomgeving voor ouderen vraagt dus om een bredere blik en om open gesprekken met de beoogde bewoners. Om projectontwikkelaars, ontwerpers en beleidsbepalers hiervan te doordringen, schreef senior onderzoeker Anne Annink van Leyden Academy een opinieartikel in toonaangevend vakblad Cobouw.

U leest het artikel op de website van Cobouw. Meer informatie over woonplezier vindt u hier.

‘Wie zorgt er voor ons?’ Promotie Nina Conkova

‘Wie zorgt er voor ons?’ Promotie Nina Conkova

Wanneer we hulp nodig hebben of langer thuis willen blijven wonen, kunnen we dan rekenen op familie, vrienden/buren, of professionals? In Nederland, maar ook in andere Europese landen, trekt de verzorgingsstaat zich steeds verder terug, terwijl van familie- en niet-familieleden vaker en meer hulp wordt verwacht. Maar of de familie, en in het bijzonder vrienden en buren daartoe bereid en in staat zijn, is de vraag. Want het betrekken van niet-familieleden in de ondersteuning bij praktische zaken en zorg blijkt minder eenvoudig dan in de ideale participatiesamenleving gewenst is. Dat stelt sociologe dr. Nina Conkova in haar proefschrift “Non-kin ties as a source of support in Europe: On the role of context”. Ze verdedigde haar proefschrift op donderdag 24 januari met succes aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Voorkeur
Uit grootschalige enquêtegegevens uit meerdere Europese landen concludeert Conkova dat er een volgorde van voorkeur bestaat waarbij familieleden de meest belangrijke en professionals de minst belangrijke bron van hulp zijn. Niet-familieleden nemen een tussenpositie in. Deze volgorde verschilt echter per soort hulp en per land.

Soort hulp
In sociologisch onderzoek worden vier vormen van hulp onderscheiden: zorg, praktische, financiële en emotionele steun. Uit het promotieonderzoek van Conkova blijkt dat familieleden geschikt zijn om alle soorten hulp te bieden, terwijl niet-familieleden vooral inspringen als het gaat om hulp bij het vinden van een baan en emotionele steun. Dit bevestigt de theoretische aanname dat vrienden en buren beter in staat zijn om emotionele ondersteuning te bieden dan instrumentele hulp omdat praktische steun en zorg betrokkenheid vereisen die verder reikt dan de relatie tussen vrienden, buren en collega’s.

Beleid aanpassen
Het activeren van niet-familieleden in de ondersteuning bij praktische zaken en zorg lijkt minder eenvoudig dan wordt gesuggereerd door het concept van de participatiesamenleving. In de gevallen waarin vrienden en buren praktische steun en zorg al verlenen, is het dus belangrijk om sociaal beleid in te voeren dat de druk van de steun- en zorg kan verlichten. Bijvoorbeeld buitengewoon verlof om zorg te bieden aan niet-familieleden, financiële vergoeding voor het helpen van een buur of vriend, belastingverlaging en flexibele werkafspraken.

Landenverschillen
Eerder onderzoek toont aan dat in Zuid-Europese landen de sterkste mate van familie-afhankelijkheid bestaat terwijl in Noord- en West-Europa mensen vaker kiezen voor hulp van professionals. Op basis van hulp van niet-familieleden laat Conkova zien dat veel van hulp buiten de familie ook in enkele landen in Zuid- en Oost-Europa is te vinden, zoals Italië voor emotionele steun en Bulgarije, Estland, en Letland voor hulp bij het vinden van een baan. Normen rondom de familie en individualistische waarden op landniveau en algemeen vertrouwen op individueel niveau verklaren deze landsverschillen in hulp van niet-familieleden.

Neem voor meer informatie contact op met de afdeling persvoorlichting van Erasmus University Rotterdam via tel. (010) 408 1216 en e-mail.

Kwetsbare ouderen in de hoofdrol in ‘HuidHonger’

Kwetsbare ouderen in de hoofdrol in ‘HuidHonger’

Op maandagmiddag 14 januari was de Stadsgehoorzaal in Leiden het toneel voor een indrukwekkende presentatie van HuidHonger. Kwetsbare ouderen speelden hierin de hoofdrol. Samen met bewoners, vrijwilligers, mantelzorgers en familie gaven ze een ontroerende dansvoorstelling. Het vergroten van levensgeluk en het vinden van nieuwe manieren van onderling contact door aanraking stonden hierbij centraal. Lees ook het sfeerverslag in Leidsch Dagblad.

Bij kwetsbare ouderen zijn aanraking en intimiteit niet meer vanzelfsprekend. Het gemis ervan kan zelfs leiden tot ‘huidhonger’: een grote, onvervulde behoefte aan fysiek contact. Waar dementie vaak leidt tot een afname van contact, brengt HuidHonger dit door dans, muziek en ontmoeting weer tot stand. Aandacht, warmte, betrokkenheid en liefdevolle zorg zijn hierbij kernwaarden.

Eva Uppenkamp, danstherapeut, vertelt: “Familieleden hebben bepaalde patronen, ook als het gaat om aanraking en intiem zijn met elkaar. Met HuidHonger neem ik ze mee in hoe het ook anders kan. En hoe ze samen nieuwe manieren van communiceren kunnen verkennen.”

Bent u geïnteresseerd in dit bijzondere dans- en beweegprogramma rondom liefdevolle zorg, het belang van aanraking en intimiteit? Neem dan contact op met initiatiefneemster Margreet Melman van Melman Producties.

Leyden Academy en het Jo Visser fonds zijn partners van HuidHonger.

Jo Visser award voor boegbeeld waarde-vol zorgonderwijs

Jo Visser award voor boegbeeld waarde-vol zorgonderwijs

Tijdens het landelijke congres Een nieuwe generatie ouderen(zorg) op woensdag 28 november is in het NBC te Nieuwegein de jaarlijkse Jo Visser award uitgereikt aan Mieke Hollander, aanjager en projectleider van ‘Radicale vernieuwing waarde-vol onderwijs’. Sinds 2012 reikt het Jo Visser fonds, samenwerkingspartner van Leyden Academy, een wisselbokaal met een geldprijs van 5.000 euro uit aan mensen die zich op een positieve manier onderscheiden en bijdragen aan betere kennis en beeldvorming over (werken in de) ouderen(zorg). Hiermee kan de prijswinnaar een project ondersteunen dat bijdraagt aan beter kennis en beeldvorming over (werken in de) ouderenzorg.

Voorzitter Jenneke van Pijpen en oud-bestuurslid Trudie Siegerink van het Jo Visser fonds reikten de prijs uit aan een verraste Mieke Hollander. Jenneke van Pijpen noemde Mieke een voorbeeld van iemand die zich net als boegbeeld Jo Visser niet klein laat krijgen bij tegenslag en zich met hart en ziel inzet voor de kwetsbare mens om wie het uiteindelijk draait. Iemand die het lef heeft om haar eigen mening te laten horen en als het moet zelf op de bres gaat om te laten zien hoe het beter kan. Door haar achtergrond als verpleegkundige en onderwijsexpert kan Mieke zich als geen ander verplaatsen in de dagelijkse praktijk en weet zij welke kennis en vaardigheden nodig zijn voor een waardevolle zorgprofessional. Samen met het LOC Zeggenschap in Zorg leert zij jonge mensen wat ‘waarden’ zijn en hoe je oog kunt te hebben voor de waarde en waarden van anderen.

Consultatiebureaus voor ouderen niet effectief

Consultatiebureaus voor ouderen niet effectief

Kan een Consultatiebureau voor ouderen er voor zorgen dat (kwetsbare) ouderen zo gezond mogelijk oud worden? Nee, zo blijkt uit onderzoek van het UMCG, Rijksuniversiteit Groningen, Hogeschool Windesheim en Leyden Academy on Vitality and Ageing. De onderzoekers publiceren hun resultaten vandaag in het Journal of Aging and Health.

Roken, overgewicht, weinig bewegen en alcohol gebruik, allemaal factoren die niet bevorderlijk zijn voor de gezondheid. Iemand van middelbare leeftijd heeft vaak nog geen klachten door bijvoorbeeld roken of een paar biertjes per dag. Ouderen krijgen echter steeds meer lichamelijke klachten door hun levensstijl. Daarnaast hebben ouderen vaak meer zorg nodig omdat ze steeds minder zelfredzaam zijn. Om hier op in te spelen is in de afgelopen tien jaar geëxperimenteerd met Consultatiebureaus voor ouderen. Verschillende partijen hebben Consultatiebureaus voor ouderen opgericht, zoals thuiszorgorganisaties Icare en Evean/Espria (gefinancierd door ZilverenKruis Achmea). In 2009 zijn ze gestart in Noord-Oost Nederland en er zijn 65 locaties actief geweest. In de loop der jaren hebben duizenden ouderen deze bureaus bezocht.

Ouderen kwamen in aanmerking voor deze Consultatiebureaus als ze een hoger risico hadden op kwetsbaarheid, rookten of overgewicht hadden. Tijdens deelname aan de Consultatiebureaus werden de mogelijke leefstijlrisico’s in kaart gebracht door de wijkverpleegkundige. Niet alleen werd er gekeken naar de fysieke gezondheid maar ook de sociale en mentale gezondheid werd meegenomen. Tijdens dit eerste consult besprak de verpleegkundige de resultaten met de oudere, met motiverende gespreksvoering als ondersteunende techniek voor gedragsverandering. Ook kon de verpleegkundige de oudere doorverwijzen naar de huisarts of adviseren om naar een diëtist te gaan.

De onderzoekers hebben onderzocht of het Consultatiebureau voor thuiswonende ouderen een positieve invloed kon hebben op de gezondheid en hun zorgbehoefte. Daarbij keken ze naar het verschil in (ervaren) gezondheid en naar zorgbehoefte van thuiswonende ouderen na één jaar. Conclusie: de gezondheid bleef gelijk maar de zorgbehoefte steeg. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met ouderen die de interventie niet ontvingen; ook in die groep bleef de gezondheid gelijk en hadden ouderen een iets grotere zorgbehoefte.

Binnen het onderzoek is nog specifiek gekeken naar de metingen die de verpleegkundige had gedaan en naar de leefstijl van de ouderen. Ook hierbij werden na één jaar geen verschillen gevonden. Wel gaven deze gegevens een uitgebreid beeld van de kwetsbare ouderen die aan de Consultatiebureaus deelnamen. Zo blijkt uit de analyses dat deze kwetsbare ouderen veel risicofactoren combineren met een ongezonde leefstijl. Ongeveer 40% van deze ouderen had een te hoge bloeddruk en het merendeel beweegt te weinig (61%) en valt in de categorie risicovol alcoholgebruik (80%).

Dat deze Consultatiebureaus weinig bijdragen aan een gezonder leven voor ouderen laat zien dat er meer nodig is dan een bureau dat zijdelings betrokken is bij (kwetsbare) ouderen. Deze bevindingen komen grotendeels overeen met de uitkomsten van het rapport Zelfredzaamheid van ouderen, zoals gepubliceerd door de Gezondheidsraad in juni 2018. ​

Het artikel Impact of a Nurse-Led Health Promotion Intervention in an Aging Population: Results From a Quasi-Experimental Study on the “Community Health Consultation Offices for Seniors” door Anne Esther Marcus-Varwijk, Lilian Peters, Tommy Visscher, Carolien Smits, Adelita Ranchor en Joris Slaets is op 16 oktober 2018 gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Journal of Aging and Health.

Goede stervenszorg onderbelicht in medische opleidingen

Goede stervenszorg onderbelicht in medische opleidingen

Leiden, 24 september 2018 – Elke arts krijgt ermee te maken: patiënten die niet meer beter worden. Hoe kun je het sterven bespreken? Wat is goede zorg in de laatste levensfase? Onderzoekers van Leyden Academy on Vitality and Ageing bekeken in hoeverre de zorg rond het einde van het leven van patiënten aan bod komt in de Nederlandse geneeskundeopleidingen. Het aanbod is zeer wisselend en het onderwerp blijft over de gehele linie onderbelicht, zo concluderen de onderzoekers in een artikel dat op 5 september jl. is gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Perspectives on Medical Education.

Opzet onderzoek
Toekomstige artsen moeten goed worden opgeleid in het leveren van passende zorg aan terminale patiënten. Internationaal zijn veel medische curricula getoetst op de aandacht die wordt besteed aan ‘end-of-life care’ (ELC), maar in Nederland was nog geen formele evaluatie uitgevoerd. De onderzoekers stelden hiertoe een checklist op gebaseerd op internationale normen, met vijf domeinen van ELC-onderwijs die als essentieel worden beschouwd, zoals communicatie, juridisch-ethische aspecten en professionele en persoonlijke zelfreflectie van de arts. Aan de hand van deze checklist is eerst het Raamplan Artsopleiding beoordeeld, dat de blauwdruk vormt voor de geneeskundeopleidingen in Nederland. Vervolgens zijn de curricula en eventuele extra vakken van de bachelor en master opleidingen doorgelicht van de acht medische faculteiten. Komt stervenszorg aan bod, op welke wijze, en hoeveel tijd wordt eraan besteed?

Veel verbetering mogelijk
De onderzoekers stellen vast dat er veel verbetering mogelijk is. Het raamplan stipt vier van de vijf domeinen van ELC aan, maar is onvolledig en weinig specifiek. Geen van de acht medische faculteiten behandelt in de geneeskundeopleiding alle (sub)domeinen van ELC. Stervenszorg is bovendien verweven in het curriculum, als onderdeel van andere vakken. Slechts één faculteit biedt een keuzevak aan waarin alle essentiële aspecten van de internationale normen zijn opgenomen.

Palliatieve zorg delft het onderspit
Dat het onderwerp onderbelicht blijft in de medische curricula is volgens de onderzoekers geen onwil. Onderzoeker en hoogleraar ouderengeneeskunde Joris Slaets: “Iedereen is het er direct mee eens dat dit een belangrijk onderwerp is. Misschien wordt nog teveel aangenomen dat het sterven in alle geneeskundevakken wel een beetje aan bod komt, maar dit blijkt dus tegen te vallen. Ook is er veel concurrentie in het raamplan en de curricula. Palliatieve zorg delft dan al snel het onderspit, er is niemand die zich er hard voor maakt.”

Beter voorbereid op de praktijk
We moeten jonge artsen beter voorbereiden op de praktijk waar zij al snel met de dood te maken zullen krijgen, vinden de onderzoekers. Joris Slaets: “Als er geen sprake meer is van genezen en behandelen, zijn er in de zorg andere vaardigheden nodig: goede gesprekken voeren, aandacht voor spirituele en psychosociale aspecten, zelfreflectie. Vaardigheden die je sowieso een betere dokter maken. Er is maatschappelijk en politiek steeds meer aandacht voor een goed slot aan het leven. Het is hoog tijd dat het levenseinde ook een prominente plek krijgt in het medisch onderwijs.”

Aanbeveling: stervenszorg als extra vak
Het huidige Raamplan Artsopleiding dat uit 2009 stamt, wordt volgend jaar vervangen. Volgens de onderzoekers is dit een uitgelezen gelegenheid om stervenszorg steviger in te bedden in de geneeskundeopleidingen. Ook de medische faculteiten zelf kunnen volgens Joris Slaets verbeteringen doorvoeren: “Er is veel ruimte om van elkaar te leren. Maak van end-of-life care een concreet vak, ga er in werkgroepen mee aan de slag. Zorgen voor een goed sterfbed voor je patiënten is uiteindelijk een van de basis facetten van het arts zijn, ongeacht welke specialisatie je kiest. In de laatste levensfase kun je zoveel voor mensen betekenen.”

Het artikel ‘End-of-life care in the Dutch medical curricula’ door Josefien de Bruin, Mary-Joanne Verhoef, Joris P.J. Slaets en David van Bodegom is op 5 september 2018 gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Perspectives on Medical Education: https://link.springer.com/article/10.1007/s40037-018-0447-4

PS: op 11 maart 2019 beantwoordde minister Hugo de Jonge (VWS) vragen van Tweede Kamerlid Pia Dijkstra (D66) over de geringe aandacht voor levenseindezorg in de medische opleidingen naar aanleiding van het onderzoek van Leyden Academy.

Neem voor meer informatie contact op met Niels Bartels, manager communicatie, via e-mail of tel. (071) 524 0960.

Leyden Academy en Van Loveren & Partners bezegelen samenwerking

Leyden Academy en Van Loveren & Partners bezegelen samenwerking

Leyden Academy ontwikkelde in de afgelopen jaren in nauwe samenwerking met ouderen het Life and Vitality Assessment (LAVA). Dit gespreksinstrument geeft oudere mensen inzicht in de thema’s die zij belangrijk vinden en in de kwaliteit van leven zoals zij die zelf ervaren. Op basis hiervan kunnen ouderen, in gesprek met een zorg- of welzijnsprofessional, persoonlijke doelen stellen en een plan van aanpak maken om hun kwaliteit van leven te behouden of verder te vergroten.

Na de ontwerpfase is het instrument uitvoerig in de praktijk getest, waarna Leyden Academy in 2017 tientallen professionals in zorg- en welzijnsorganisaties heeft getraind in het werken met het LAVA. Om aan de groeiende vraag te voldoen en te zorgen dat veel meer ouderen de toegevoegde waarde van het instrument kunnen ervaren, heeft Leyden Academy in het voorjaar van 2018 de samenwerking gezocht met een professioneel bureau dat de trainingen op grotere schaal kan verzorgen. Na een zorgvuldig selectieproces is hiervoor bureau Van Loveren & Partners uit de bus gekomen.

Experts van Leyden Academy en Van Loveren & Partners hebben gezamenlijk een blended LAVA-gesprekstraining ontwikkeld waarbij bijeenkomsten en oefeningen worden gecombineerd met e-learning modules. De training kan op locatie bij zorg- en welzijnsorganisaties worden gegeven, maar het is ook mogelijk voor professionals om zich individueel in te schrijven.

Voor meer informatie over de LAVA-trainingen kunt u de website https://lavatool.nl bezoeken.

Blog Skipr: Kegelen in de gang van het verpleeghuis

Blog Skipr: Kegelen in de gang van het verpleeghuis

In mei 2018 brachten de deelnemers aan de executive leergang Veroudering en Gezondheidszorg een bezoek aan Finland. Tijdens deze studiereis van vier dagen werden in en rond Helsinki diverse verpleeghuizen, ziekenhuizen en instituten bezocht met als doel een beeld te krijgen van de Finse ouderenzorg en deze te vergelijken met de situatie in Nederland. Joris Slaets, die samen met collega-directeur Marieke van der Waal namens Leyden Academy de studiereis begeleidde, heeft enkele observaties samengevat in een blog. Op veel vlakken lijkt Nederland voorop te lopen. Toch maakte de sfeer in de verpleeghuizen indruk op Joris, evenals de wijze waarop de acute zorg voor kwetsbare ouderen is georganiseerd in dit dunbevolkte EU-land.

De blog is op 23 juli 2018 gepubliceerd op Skipr. U kunt deze hier teruglezen.

 

Woonplezier

Bij het ouder worden kunnen de wensen en behoeftes aan de woning en woonomgeving veranderen. In een samenleving die gericht is op zo lang mogelijk zelfstandig wonen, is het nodig om tijdig na te denken over de keuzes die dat met zich meebrengt en de mogelijkheden die er zijn om blijvend woonplezier te ervaren. Verhuizen of de woning aanpassen? Kleiner of groener wonen? In de eigen vertrouwde buurt blijven of juist liever dichter bij voorzieningen? Wat is belangrijk voor het woonplezier van zelfstandig wonende ouderen in Nederland?

Gratis online workshops over woonplezier
Leyden Academy en ZorgSaamWonen hebben gratis online workshops ontwikkeld, waarin deelnemers – vijftigplussers en wijkprofessionals – aan de slag gaan met (toekomstige) woonwensen. Iedere editie biedt actuele informatie en praktische kijk- en doe-opdrachten over thuisgevoel en woongeluk, woonwensen en woonvormen, leefomgeving, innovaties en toekomstperspectief. Klik hier voor deze gratis online workshops!

Vóór en dóór ouderen
De meeste woningaanpassingen om generatie-proof te kunnen wonen, gaan in op de (veronderstelde) behoeften met betrekking tot toegankelijkheid, veiligheid en hulpmiddelen. Het betreffen vooral standaardoplossingen; er wordt weinig rekening gehouden met de verschillen tussen ouderen, zoals hun verschillen in (woon)geschiedenis, familiesituatie, buurtcontext, (zorg)behoeften en individuele woonwensen. We richten ons daarom vooral op woonplezier, naast woonbehoeftes. Bovendien zijn de huidige oplossingen bedacht vóór ouderen, en niet dóór ouderen. We hebben een instrument ontwikkelt, waarmee ouderen een veel grotere en belangrijkere rol krijgen. Zij kunnen zelf bepalen welke woonthema’s zij belangrijk vinden in de woning, de buurt en in contact met de buren. En ze kunnen aangeven hoe tevreden zij op dit moment hiermee zijn, zodat voor zowel de oudere zelf als de architect, projectontwikkelaar, woningcorporatie en/of gemeente duidelijk is op welke thema’s in te spelen om het woonplezier te vergroten. Op deze manier kunnen we samen met ouderen, in plaats van vóór ouderen, komen tot een ontwerp voor de woonomgeving.

Positieve invloed van woonplezier op welbevinden
Onderzoek van Leyden Academy naar het concept woonplezier – dat mede door Serviceflat Schouwenhove, Hofje Codde en Van Beresteyn en De Carolusgulden werd mogelijk gemaakt – toont drie belangrijke kenmerken:

  • Persoonlijk – het betekent voor iedereen iets anders
  • Veranderlijk – het is onderhevig aan persoonlijke en omgevingsveranderingen
  • Interactief – met een emotionele betrokkenheid en verbinding door visite en burencontact

Woonplezier heeft een positieve invloed op het welbevinden, het geeft niet alleen energie en zelfvertrouwen, maar het draagt ook bij aan een goed humeur, geestelijke balans en fysieke gezondheid.

Wat maakt een huis een thuis?
In samenwerking met de ANBO hebben we een onderzoek naar ouderen en hun woning en hun woonomgeving uitgevoerd. De 3.300 respondenten geven hun huis gemiddeld een 8,3. Verder geeft de meerderheid aan te willen blijven wonen in hun huidige woning. Klik hier voor meer uitkomsten van het onderzoek.

Ook hebben we in opdracht van stichting Radius en gemeente Leiden onder bijna 7.500 Leidse 75-plussers onderzoek gedaan naar de huidige woonsituatie en woonwensen. Bijna alle geïnterviewde 75-plussers zijn tevreden zijn met de eigen woning (98%), de woonomgeving (96%) en de veiligheid thuis (98%). Aanbevelingen betreffen het beschikbaar maken van meer gelijkvloerse woningen, alsook het creëren van groenvoorzieningen en mogelijkheden tot ontmoeten. Het is van groot belang dat ouderen niet gesegregeerd van andere leeftijdsgroepen wonen, maar dat juist sociale cohesie en deelname van ouderen aan de maatschappij worden bevorderd. Bekijk voor meer informatie het complete rapport ‘Ouderenhuisvesting in Leiden’.

Voor meer informatie en/of vragen kunt u contact opnemen met Josanne Huijg.

Woonplezier in de media