Landenvergelijking: houdbare ouderenzorg vereist langetermijnvisie en maatschappelijk draagvlak

Landenvergelijking: houdbare ouderenzorg vereist langetermijnvisie en maatschappelijk draagvlak

Leiden/Nijmegen/Rotterdam, 8 februari 2021 – Om de langdurige zorg voor ouderen in Nederland toekomstbestendig te maken moet de overheid een realistische langetermijnvisie ontwikkelen, in dialoog met alle belanghebbenden, als voorwaarde voor een stabiel maatschappelijk draagvlak. Dit is de belangrijkste conclusie uit de working paper ‘Houdbare ouderenzorg – Ervaringen en lessen uit andere landen’ dat vandaag is gepubliceerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De landenstudie is uitgevoerd door onderzoekers van Leyden Academy on Vitality and Ageing, IQ healthcare Radboudumc en Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM), en vormt een achtergrondstudie bij het lopende WRR-adviestraject Houdbare Zorg.

Aanleiding en opzet onderzoek
De houdbaarheid van de langdurige zorg voor ouderen staat in Nederland al geruime tijd op de beleidsagenda. Hoe houden we deze zorg betaalbaar (financiële houdbaarheid), hoe zorgen we voor voldoende goed opgeleid personeel, ook om de kwaliteit van zorg te waarborgen (personele houdbaarheid) en hoe behouden we het draagvlak in de samenleving (maatschappelijke houdbaarheid)? Ook andere landen worstelen hiermee en hebben verschillende beleidskeuzes gemaakt om hiermee om te gaan. Door middel van literatuur- en documentonderzoek in combinatie met interviews met experts uit Denemarken, Duitsland, Engeland en Japan, hebben de onderzoekers in het rapport ervaringen uit die landen in kaart gebracht om daaruit lessen te trekken voor Nederland. Deze vier landen kennen vergelijkbare uitdagingen, zoals een vergrijzende bevolking en personeelstekorten in de zorg.

Geen pasklare oplossingen
De onderzoekers concluderen dat geen van de onderzochte landen dé oplossing heeft. Alle landen zoeken naar de ideale balans tussen financiële, personele (en kwaliteit in bredere zin) en maatschappelijke houdbaarheid. Lijken zij het op één of twee vlakken goed te doen, dan belemmert dit tegelijkertijd een andere dimensie van houdbaarheid. Zo hebben de lage lonen in de langdurige zorg in Duitsland, Engeland en Japan geleid tot slechtere kwaliteit van zorg en grotere maatschappelijke onvrede. Het duurzaam organiseren van de langdurige zorg voor ouderen blijkt een complex en taai vraagstuk waarin verschillende belangen, waarden en perspectieven gezien en gewogen moeten worden. Het hangt ook nauw samen met de culturele, historische en normatieve context, aldus onderzoeker Patrick Jeurissen (IQ healthcare): “Wat werkt in Duitsland hoeft bijvoorbeeld niet per se in Nederland te werken, en vice versa. Er zijn geen pasklare oplossingen.”

Eerst draagvlak, dan daadkracht
Uit de landenvergelijking komt naar voren dat het essentieel is om een realistische langetermijnvisie op de langdurige zorg te ontwikkelen. Er moet eerst worden geïnvesteerd in maatschappelijk draagvlak, door beleid te maken dat is geworteld in de culturele en normatieve kaders van de samenleving en daarmee de politieke waan van de dag overstijgt. Die langetermijnvisie zou in een open dialoog met alle belanghebbenden moeten worden besproken en ontwikkeld, ook om samen tot nieuwe oplossingsrichtingen te komen. Onderzoeker Tineke Abma (Leyden Academy): ”De opdracht voor beleidsmakers wordt daarmee: eerst draagvlak, dan daadkracht! En niet omgekeerd, zoals al te vaak gebeurt. We moeten met elkaar in gesprek over wat voor samenleving we met elkaar willen, zeker in de wetenschap dat in de toekomst de betaalbaarheid van de zorg nog verder onder druk komt te staan. Zo’n dialoog kan mensen ook aan het denken zetten over hoe zij zelf eigenlijk oud willen worden. Mensen denken daar nu vaak pas over na als het zover is.”

Verbeter de condities voor mantelzorg
In alle onderzochte landen, en ook in Nederland, is ‘langer thuis wonen’ het streven, zowel vanuit het oogpunt van kwaliteit als het toegankelijk houden van zorg. Hierbij wordt steeds meer inzet verwacht van mantelzorgers. Onderzoeker Iris Wallenburg (ESHPM): “Ook in Nederland hebben we daarop ingezet vanuit het ordeningsprincipe van decentralisatie, maar daar ervaren we op dit moment wel knelpunten, onder andere omdat vrouwen steeds meer zijn gaan werken. We zien dat in Denemarken de condities voor ‘langer thuis’ beter zijn geregeld, daar zouden we als Nederland van kunnen leren. Langer thuis blijft wenselijk, maar dan moeten we er wel de randvoorwaarden voor scheppen. Je kunt dit niet alleen aan de mantelzorgers overlaten.”

De working paper ‘Houdbare ouderenzorg – Ervaringen en lessen uit andere landen’ door Florien Kruse, Patrick Jeurissen (IQ healthcare Radboudumc), Tineke Abma, Elena Bendien (Leyden Academy), Iris Wallenburg en Hester van de Bovenkamp (ESHPM) is op 8 februari 2021 gepubliceerd op de website van de WRR.

Neem voor meer informatie contact op met Niels Bartels, manager communicatie Leyden Academy, via tel. (06) 3461 4817 of via e-mail.

Deelonderzoek Kunst in de zorg: “Ik zing vals, maar ik zing wel”

Deelonderzoek Kunst in de zorg: “Ik zing vals, maar ik zing wel”

Wat is de waarde van actieve kunstparticipatie voor senioren? Dat is één van de vragen die centraal staan in het onderzoek Kunst in de zorg dat wordt uitgevoerd door Leyden Academy en Amsterdam UMC, en gefinancierd door ZonMw. Op 1 februari jl. deelden we met betrokkenen de bevindingen van een deelonderzoek met SenseMaker®. Deze software helpt om de verhalen van ouderen te analyseren op kwantitatief niveau en om patronen te ontdekken. De deelnemers vertellen hun ervaringen en geven hier zelf duiding aan met behulp van een kleine set vragen.

De uitkomsten zijn gepresenteerd aan verschillende betrokkenen bij het onderzoek, zoals kunstenaars en de programmacommissie, met als doel deze te valideren. Ook vergelijken we de uitkomsten met internationale literatuur. U kunt de pdf van de presentatie hier lezen, of bekijk de video van de bijeenkomst zelf.

“Sinds ik Parkinson heb, kon ik niet meer zingen. Er kwam geen geluid meer uit mijn mond. Dus toen heb ik me er op gezet om weer te leren zingen. Elke dag oefenen… Ik heb mezelf wel weer leren zingen eigenlijk. Dus dat is leuk als dat dan is gelukt. Dus dat is een bijkomstigheid die ik niet ingeschat had. Ik zing wel vals, maar ik zing wel.”
Deelnemer Kunst in de zorg (dame, in de zestig)

Belangrijkste bevindingen
Uit het deelonderzoek met SenseMaker blijkt dat actieve kunstparticipatie oudere deelnemers vooral het volgende biedt:

  1. Positiviteit: vrolijk zijn, ontsnappen, genieten, ‘beter voelen’
  2. Zingeving door uitgedaagd worden en een leven lang leren
  3. Kwalitatieve sociale interacties: ‘op een andere manier contact’

“Je komt er altijd blij vandaan en we lachen veel. Als je iets nieuws leert, dan voel je je ook wel weer een beetje kind. Dat is zo leuk eraan ook hè. … Ik voel me heerlijk kinderlijk, speels. Het gaat bijna als vanzelf.”
Deelnemer Kunst in de zorg (dame, in de zeventig)

Tijdens de sessie op 1 februari zijn enkele opvallende bevindingen besproken die voor het onderzoeksteam nog onduidelijk waren, of waar vragen over waren, zoals:

Lichamelijkheid
De verhalen van senioren die deelnemen aan kunstinitiatieven en -programma’s leggen de focus beperkt op lichamelijkheid. Kunstenaars leggen uit dat dit zou kunnen komen omdat ze focussen op wat wél kan en dat de activiteit het lichaam even doet vergeten. Ook zinspelen ze op een verbinding tussen lichaam en geest en het gunstige effect van positiviteit op het lichaam.

Vrijheid ervaren
Ook komt naar voren dat met name senioren die afhankelijk zijn van thuiszorg of in een verpleeghuis wonen, ervaringen delen waarin ‘vrij voelen’ een belangrijke rol speelt. Kunstenaars denken dat dit komt doordat zij een proces van ‘vrije expressie’ faciliteren in hun activiteiten, dat mensen even geen hulp nodig hebben, of niet ‘ziek’ zijn tijdens de activiteit. Daarnaast geven ze aan dat senioren zich vaak gezien en uitgedaagd voelen, en zo ontsnappen aan het dagelijkse ritme en de gang van zaken die soms opgelegd wordt door anderen.

Neem voor meer informatie contact op met Lieke de Kock, neem een kijkje op de website Kunst in de zorg of schrijf u in voor de nieuwsbrief.

Oudere deelnemers en participatief actieonderzoek: van uitvoeren naar initiatief nemen

Oudere deelnemers en participatief actieonderzoek: van uitvoeren naar initiatief nemen

Wat zijn de positieve effecten van participatief actieonderzoek (PAR) voor oudere deelnemers? Elena Bendien, Barbara Groot en Tineke Abma (Leyden Academy en Amsterdam UMC) deden er onderzoek naar in samenwerking met de Zeeuwse vrijwilligersorganisatie Feest van Herkenning. Eind 2020 zijn hun bevindingen gepubliceerd in het artikel Circles of impacts within and beyond participatory action research with older people in wetenschappelijk tijdschrift Ageing & Society. Het artikel focust op de diverse typen impact die het kan hebben op de deelnemende ouderen, en hun onderlinge wisselwerking.

Aanleiding en aanpak
Onderzoekers praten al lang over het positieve effect van PAR op de deelnemers en de gemeenschappen waar zij wonen en werken, maar de impact is lastig te ‘meten’. Een succesvol PAR-project brengt in eerste instantie subtiele verschuivingen teweeg in de levensopvattingen van de deelnemers. Deze verschuivingen zorgen er vervolgens voor dat de deelnemende ouderen geleidelijk aan hun mening durven te uiten, initiatief (over)nemen, van elkaar willen leren en in staat zijn op het eigen handelen als team te reflecteren. Wanneer een PAR-project succesvol is, wordt de verandering ten slotte de norm; de ouderen voeren zelfstandig acties. Dit betekent dat na het vertrek van de onderzoeker het proces van actieve participatie doorgaat.

Er zijn voorbeelden van PAR-projecten in de literatuur, maar slechts in weinig projecten waren ouderen als co-onderzoekers betrokken. Het artikel in Ageing & Society beschrijft en analyseert een project in Zeeland dat door en met ouderen is geïnitieerd en uitgevoerd. De analyse is gericht op het identificeren van de verschillende vormen van impact, namelijk de impact op het persoonlijke niveau, de impact op het teamniveau en ten slotte op het niveau van de gemeenschap waar het project is uitgevoerd.

Feest van Herkenning
Het artikel is gebaseerd op een onderzoeksproject dat in 2017 en 2018 in de provincie Zeeland werd uitgevoerd, met behulp van een subsidie van vermogensfonds FNO. De vrijwilligersorganisatie Feest van Herkenning was de onderzoekspartner. Zij zijn al zeven jaar bezig met ‘reminiscentiewerk’: met voorwerpen uit het verleden gaan vrijwilligers, vrijwel altijd oudere mensen, naar instellingen waar mensen met dementie wonen. Aan de hand van deze koffertjes met voorwerpen, zoals ouderwetse schoolspullen of kledingstukken, komen ze met mensen in gesprek, zelfs met mensen die nog maar moeizaam kunnen praten. Bekijk deze video voor een introductie. Feest van Herkenning benaderde de onderzoekers met de vraag hoe het de duurzaamheid van de organisatie kan waarborgen door meer vrijwilligers te betrekken en meer reminiscentiesessies te organiseren, ook voor thuiswonende ouderen.

Van uitvoeren naar initiatief nemen
Dankzij het participatief onderzoeksproject ontstond binnen deze organisatie een hecht team van ouderen dat in anderhalf jaar een indrukwekkend proces heeft doorgemaakt. Van de positie van voornamelijk uitvoerende vrijwilligers, groeiden zij in de rol van initiatiefnemers van projecten die vandaag in de hele provincie Zeeland bekend zijn. Zo zijn er herinneringssessies voor alle ouderen in alle regio’s van Zeeland georganiseerd, zijn nieuwe verbanden opgebouwd met andere vrijwilligersorganisaties en is de gratis herinneringskrant Zeeuws Weerzien in de provincie geïntroduceerd, een initiatief dat volledig door de vrijwilligers van dit project is ontwikkeld en uitgevoerd.

Impact op drie niveaus
In het artikel in Ageing & Society is de ontwikkeling van dit project op twee manieren gevolgd. Er wordt een narratief account gegeven van de belangrijkste fasen, vergezeld van een analyse van de impact die PAR heeft op de individuele deelnemers, op het team als geheel en op de gemeenschap waar het vrijwilligerswerk wordt uitgevoerd. In elke fase geven we voorbeelden van de complexe interactie tussen de deelnemers, het onderlinge leerproces, de kracht van een individueel voorbeeld en de co-creatie die naar aanleiding van de groeiende betrokkenheid en het gevoel van verantwoordelijkheid tot bloei is gekomen. In de discussie wordt stilgestaan bij de wijze waarop deze typen van impact elkaar kruisen en versterken, maar ook bij de hindernissen die de deelnemende ouderen ondervinden, waaronder de aangeleerde genderrollen en de fragiele gezondheid.

“De ultieme burgerparticipatie”
Onze analyse toont aan dat de impact van PAR zowel op individueel niveau als op gemeenschappelijk niveau plaatsvindt, maar belangrijker nog, dat de diverse typen impact niet los van elkaar staan en elkaar zelfs beïnvloeden. Het feit dat de impact op diverse niveaus plaatsvindt, waarborgt tevens de duurzaamheid van de positieve veranderingen. Onderzoeker Elena Bendien: “Het uitvoeren van PAR projecten met oudere co-onderzoekers vraagt veel tijd, maar het is zeer de moeite waard. De co-onderzoekers nemen op den duur de rol van community-leiders op zich. Dit is de hoogst mogelijke stap in burgerparticipatie en de allermooiste beloning voor ons als onderzoekers.”

Het artikel Circles of impacts within and beyond participatory action research with older people door Elena Bendien, Barbara Groot en Tineke Abma is op 26 oktober 2020 verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift Ageing & Society.

Neem voor meer informatie contact op met Elena Bendien.

Succesvolle Vitality Club in elke wijk op te zetten

Succesvolle Vitality Club in elke wijk op te zetten

Leiden, 17 december 2020 – In de Vitality Club sporten oudere buurtgenoten samen in de buitenlucht, en coachen elkaar. Dit blijkt te werken: de deelnemers blijven terugkomen en voelen zich fysiek en mentaal gezonder. Maar kun je dit soort clubs in elke wijk helpen opzetten, en weer loslaten zo gauw de groep op eigen benen staat? Uit onderzoek van Leyden Academy on Vitality and Ageing blijkt dat dit mogelijk is. De onderzoekers publiceren hun bevindingen in het decembernummer van wetenschappelijk tijdschrift Preventive Medicine Reports.

Drie beweegclubs opgericht
In eerder onderzoek werd vastgesteld dat de Vitality Club een effectieve en veelbelovende interventie is: het is immers relatief goedkoop (geen betaalde krachten) en schaalbaar (het zou in elke wijk moeten kunnen). De eerste beweegclub die werd onderzocht in het Gelderse Ulft, was door ouderen zelf opgericht. Maar kun je als beleidsmaker of zorg- en welzijnsprofessional ook zelf een Vitality Club helpen opzetten? Als experiment hebben onderzoekers van Leyden Academy drie Vitality Clubs opgericht en in de opzetfase begeleid: in Leiden Noord (sinds oktober 2016), de Professoren- en Burgemeesterswijk (augustus 2017) en Stevenshof (november 2017). De onderzoekers hebben de clubs gevolgd, beschreven hoe deze zijn opgezet, welke elementen werken en welke niet.

Op eigen benen
Inmiddels draaien in de Leidse wijken drie geheel zelfstandige Vitality Clubs, waarin tientallen ouderen elkaar elke doordeweekse dag coachen en samen aan hun fitheid werken. Ook in dit onderzoek blijkt de conditie van de deelnemers verbeterd en geven ze zelf aan dat ze een hogere kwaliteit van leven ervaren. De investering van de onderzoekers om deze Vitality Clubs in de beginfase te begeleiden, was gering: 81 tot 187 uur voor de ondersteuning bij het opstarten, en gemiddeld 170 euro voor sportmaterialen. Na 114 tot 263 dagen stond de groep op eigen benen.

Enorm potentieel
Volgens David van Bodegom, onderzoeker bij Leyden Academy en hoogleraar Vitaliteit aan het LUMC, bieden de Vitality Clubs een enorm potentieel voor de samenleving: “Vooral voor oudere mensen is voldoende beweging heel belangrijk, gezien het risico op aandoeningen zoals gewrichtsklachten, hoge bloeddruk en ouderdomssuiker. Toch lukt het maar weinig mensen om de beweegnorm te halen. Dat het deelnemers van de Vitality Club lukt om samen in beweging te blijven, was al geweldig nieuws. Maar we kunnen het ons als samenleving niet veroorloven om rustig af te wachten tot deze clubs spontaan worden opgestart. Eigenlijk zou elke wijk in Nederland een Vitality Club moeten hebben. Ons onderzoek was erop gericht om te zien of we de clubs een handje kunnen helpen – en ook snel weer loslaten, zo gauw deze levensvatbaar zijn. Dat blijkt dus goed te werken. Het is een model dat navolging verdient, om meer mensen te helpen om gezonder en plezierig ouder te worden.”

Over de Vitality Club
De Vitality Club is een beweegclub voor en door senioren. Deelnemers sporten op doordeweekse dagen samen buiten, waarbij de trainingen worden verzorgd door ‘peer coaches’, mensen uit de eigen groep die vrijwillig als trainer fungeren. Deelnemers hebben geen abonnement, ze komen als ze zin hebben. Er zijn inmiddels 17 Vitality Clubs actief in Nederland. In juni 2020 is de Vitality Club door het RIVM en haar partners erkend als beweeginterventie.

Het artikel Self-organizing peer coach groups to increase daily physical activity in community dwelling older adults door Paul van de Vijver, Frank Schalkwijk, Mattijs Numans, Joris Slaets en David van Bodegom is in december 2020 gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift Preventive Medicine Reports.

In geval van vragen kunt u contact opnemen met Niels Bartels, manager communicatie, tel. (06) 3461 4817 of via e-mail.

Oproep: vul onze vragenlijst in over zorg in coronatijd

Oproep: vul onze vragenlijst in over zorg in coronatijd

De coronacrisis had en heeft veel impact op de zorg voor ouderen. Om beter zicht te krijgen op deze impact, zijn we op zoek naar ervaringen van senioren (die zorg ontvangen), mantelzorgers en zorgprofessionals in tijden van COVID-19. Het onderzoek bestaat uit een korte vragenlijst, met open en gesloten vragen. U krijgt eerst de vraag om kort uw ervaring te beschrijven. Vervolgens wordt er een aantal vragen over uw ervaring gesteld.

Via dit project willen wij beter in kaart brengen of en hoe corona de zorg die u ontvangt of verleent, heeft veranderd. Met deze informatie hopen wij bij te dragen aan de ontwikkeling van trainingen voor zorgverleners en mantelzorgers, waarbij de persoonlijke ervaringen van senioren centraal staan. Het uiteindelijke doel is om zorgverleners meer inzicht te geven in de wensen en verlangens van senioren rondom hun gezondheid en welzijn en hen te ondersteunen in het verlenen van persoonsgerichte zorg, ook in tijden van corona.

Het onderzoek maakt deel uit van het Europese project ‘A Narrative Approach to Improve Citizens’ Ageing and Well-being’, gefinancierd door EIT Health. We werken hierin samen met de Universiteit van Barcelona, Universiteit van Copenhagen, Universiteit van Newcastle, Erasmus Universiteit Rotterdam, Achmea and E-Seniors.

De resultaten van dit onderzoek worden anoniem verwerkt. Meer informatie over het onderzoek vindt u op deze website. Heeft u hulp nodig bij het invullen van de vragenlijst, neem dan gerust contact op met Lucia Thielman (e-mail thielman@leydenacademy.nl) of Miriam Verhage (e-mail verhage@leydenacademy.nl). U kunt ons ook bellen: tel. (071) 524 0960.

Klik hier om naar de vragenlijst te gaan

Embrace: door muziek je persoonlijkheid weer tot leven gebracht

Embrace: door muziek je persoonlijkheid weer tot leven gebracht

Leden van de onderzoeksgroep Kunst in de Zorg zijn de afgelopen weken in gesprek gegaan met kunstenaars om werkzame elementen van hun werk te analyseren, zo ook met projectleiders en musici van Embrace Nederland. Door het maken van muziek haal je niet alleen herinneringen op, maar ook een stukje van het ‘zijn’ van die persoon. Vooral bij mensen met dementie is dit een belangrijke waarde, omdat het idee heerst dat de persoonlijkheid van iemand met dementie langzaam verdwijnt naarmate de hersenen steeds verder beschadigen. Dit idee is gebaseerd op de gedachte dat lichaam en geest van elkaar gescheiden zijn. ‘Wie iemand is’ zou dan puur gebaseerd zijn op cognitie, het kunnen uitspreken of benoemen van emotie en het verbaal ophalen van herinneringen.

Er zijn voorbeelden uit de praktijk en literatuur die hier een tegengeluid over laten horen. Zo heeft Pia Kontos, onderzoeker aan de universiteit van Toronto, veel geschreven over embodied personhood bij mensen met dementie. Zij onderzoekt het idee dat ‘wie je bent’ ook opgeslagen zit in het lichaam. Ons lichaam en niet alleen onze geest is aanwezig bij alle ervaringen en sociale interacties in ons leven. Sommige aspecten van onze persoonlijkheid zijn onderdeel van ons lichaam, en blijven dus bestaan, ondanks cognitieve achteruitgang. Denk bijvoorbeeld aan de manier van bewegen van iemand die altijd yoga les heeft gegeven, het gevoel wat je iedere keer weer krijgt wanneer je de muziek van je geboortegrond hoort, het ritme van een leven lang werken in een fabriek, allemaal dingen die zijn opgeslagen in het lichaam. Muziek, en andere vormen van kunst, kunnen hier wellicht een aanspraak op doen: door bijvoorbeeld het ritme of de dynamiek van iemands manier van bewegen te volgen, wordt de persoonlijkheid van diegene als het ware ter plekke tot leven gebracht. Zo is het misschien mogelijk om weer even iets te zien van wie zo iemand was, of wie hij of zij op dit moment is.

Kontos benoemt dat kunstzinnige activiteiten een beroep doen op emotie en non-verbale communicatie en dus juist gericht zijn op manieren waarop iemand zich door zijn of haar lichaam nog kan uitdrukken. Het geeft mensen de kans een stukje van hun persoon te laten zien. Gezien en gekend worden is een behoefte die iedereen heeft, ook mensen met dementie. Gezien worden betekent ertoe doen, er nog mogen zijn: Ik ben ik, omdat jij mij kent.

Literatuur
Kontos P,  Martin W. Embodiment and dementia: exploring critical narratives of selfhood, surveillance, and dementia care. Dementia (London, England) 2013;12(3):288-302. https://doi.org/10.1177/1471301213479787

Het project Muziek en Dementie van Embrace Nederland maakt onderdeel uit van het onderzoeksproject Kunst in de Zorg. De foto’s zijn gemaakt door Bob de Boer.

‘Dankzij design je beperkingen even op de achtergrond’

‘Dankzij design je beperkingen even op de achtergrond’

Ons lichaam verandert tijdens ons leven. Welke impact heeft die verandering en wat kunnen andere generaties hiervan leren? De Embassy of Health presenteert deze week tijdens de Dutch Design Week een uitgebreid online programma over de toekomst van de zorg. Met onder meer aandacht voor ENCOUNTER, een bijzonder project van social designer Joost van Wijmen die zintuigelijke werkvormen ontwikkelt om persoonlijke verhalen op te halen. Bijvoorbeeld door met mensen in gesprek te gaan over hun littekens en deze te borduren (ENCOUNTER #6). Van Wijmen vertelt er vandaag over in een interview op zorgblog Skipr, samen met Tineke Abma van Leyden Academy: “Kunst kan mensen laten ervaren dat ze meer kunnen dan ze voor mogelijk hielden. Je beperkingen zijn dan even op de achtergrond.”

Ouderen als veranderexperts
Een ander project van Van Wijmen is mensen vragen hun veranderende lichaam op een tijdslijn te verbeelden (ENCOUNTER #7). Het team van Leyden Academy oefende er al eerder mee in het kader van onze verkenning van de levensloop. Van Wijmen ziet ouderen als de ultieme veranderexperts en zoekt nadrukkelijk de samenwerking met wetenschap (Leyden Academy) en de zorgpraktijk (Vitalis). De partners vertellen erover in deze video. Zo stelt Tineke Abma de vraag: “Wat kan kunst betekenen voor de (ouderen)zorg? In de zorg is men heel erg gericht op het handelen en interveniëren, wat Joost doet is de intieme ruimte en nabijheid opzoeken.” Projectleider Maaike Mul van Vitalis: “Bij ons gaat het niet alleen over zorg maar ook over welzijn, creatief denken, sociale contacten, verbinding met jezelf en anderen, het gaat misschien soms zelfs over zingeving. Allemaal dingen die ook in het project van Joost zitten.”

Chronic Health: Happily ever after?
ENCOUNTER komt vanmiddag ten slotte ook aan bod in het Embassy of Health-journaal, met aandacht voor bijzondere projecten uit de expositie ‘Chronic Health: Happily ever after?’. Uitgangspunt van deze expositie is dat de toekomst van de zorg intiem is. De coronacrisis laat ons zien dat contact en intimiteit cruciaal zijn voor onze kwaliteit van leven. Curator Gjilke Keuning is in het journaal lovend over ENCOUNTER (vanaf 8:30): “We hebben de neiging om bij oudere mensen te kijken naar fysieke beperkingen en van alles wat niet meer lukt. Maar hier spreken we ze echt aan op hun leven en op hun kracht.”

Leefplezierplan op locatie: 10 stappen (om van af te wijken)

Het project Leefplezierplan op locatie heeft als doel om te ontdekken wat er gebeurt als je het werken met het Leefplezierplan op een hele locatie invoert. We experimenteren hiermee bij verpleeghuis Den Es in Varsseveld van Stichting Azora en locatie Vita in Rijen van Zorggroep Elde Maasduinen. Er komen allerlei vragen aan de orde: hoe kunnen medewerkers bijvoorbeeld het beste worden getraind? Hoe kan een elektronisch cliëntendossier (ECD) eruit zien als je het leefplezier van bewoners centraal stelt?

Sinds de start in juni 2019 hebben we hier samen met Stichting Azora en Zorggroep Elde Maasduinen ervaringen mee opgedaan, die we graag breder delen. Hieronder staan tien stappen die wat ons betreft belangrijk zijn om te doorlopen bij het tot ontwikkeling brengen van leefplezier op een hele locatie of zelfs organisatie. Dit is zeker geen standaard recept: kern van onze aanpak is nu juist dat elke bewoner, locatie en organisatie uniek is en om maatwerk vraagt. De stappen hieronder zijn dan ook vooral bedoeld ter inspiratie en overdenking.

1. Contractering met de bestuurder. Als de top van de organisatie het Leefplezier-gedachtengoed niet steunt, zijn de kansen op succes erg klein. Met alle strubbelingen die je onderweg kunt tegenkomen, is een stevige roerganger onmisbaar. Daarnaast is de gehele leidinggevende structuur op een locatie natuurlijk van meet af aan betrokken.

2. Goede randvoorwaarden vooraf. Denk hierbij aan een op het leefplezier gebaseerde inrichting van het ECD. Aan teams die kwalitatief en kwantitatief goed op orde zijn. Er is voldoende tijd voor medewerkers om hierin te investeren, er lopen bijvoorbeeld geen andere grote energieslurpende trajecten zoals fusies en verbouwingen. Ten slotte zijn de medewerkers gericht op, of ten minste bereid tot, het leren over en verbeteren van hun gedrag en manier van werken.

3. Kick-off bijeenkomst voor alle medewerkers van de locatie. Ook cliënten, familie, vrijwilligers en behandelaars en ondersteuners van de organisatie zijn welkom. In deze bijeenkomst wordt vanuit de leiding van de organisatie betekenis gegeven aan de slag die we met elkaar willen maken.

4. Trainingen. Ongeveer een kwart van de medewerkers zorg en welzijn wordt in 11 sessies getraind in het beter (narratief) leren kennen van de persoon en het werken met Leefplezier(plan). Een enkeling heeft een functie als leidinggevende, behandelaar of opleider. Dit laatste met het oog op een breed gedeeld begrip van de beweging die is ingezet en de continuïteit van opleiden en ontwikkelen binnen de locatie (bijv. bij de komst van nieuwe medewerkers).

5. Opschaling via inspiratoren of leefpleziercoaches. Ook weer een kwart van de bovenstaande groep krijgt een extra training in vaardigheden die nodig zijn om het gedachtengoed over te brengen naar de collega’s in de teams. Later kan deze groep, eventueel aangevuld met anderen, helpen om op te schalen naar andere locaties binnen de organisatie.

6. Een werkgroep ECD/werkprocessen werkt aan het aanpassen en vereenvoudigen van dossier en werkwijze in de teams, zodat deze ondersteunend worden aan het leef- en werkplezier en de nieuwe routine in het handelen kunnen borgen. De voorstellen worden op het laagst mogelijke verantwoordelijkheidsniveau afgehandeld, maar kunnen binnen de organisatie worden beslecht tot aan het niveau van de bestuurder en buiten de organisatie zelfs tot aan partijen als het zorgkantoor en de Inspectie.

7. Communicatie. Het is belangrijk om iedereen cyclisch te informeren over de bedoeling en de voortgang. Met bijzondere aandacht voor behandelaren, de medewerkers zorg en welzijn die niet direct in de basistraining zitten, de Cliëntenraad en de Raad van Toezicht.

8. De teams hebben eigenaarschap en maken samen met hun leidinggevende en coach/inspirator een eigen ontwikkelplan. De focus ligt op het verbeteren van leefplezier én werkplezier.

9. Houd vol! Houd de energie en beweging vast door het borgen van de nieuwe werkwijze met aandacht voor cyclische reflectie en het blijven leren van ervaringen en dilemma’s.

10. Interne en externe verantwoording over de geleverde kwaliteit. Deze stap zijn we nog aan het uitwerken met elkaar, dit is zo belangrijk omdat de verantwoordingsvragen richting geven aan het dagelijks handelen. Een belangrijk element hierin is verantwoording via het delen van (het geleerde van) ervaringen en dilemma’s in de zorgpraktijk.

Neem voor meer informatie contact op met Josanne Huijg.

Aan de slag met vastgelegde ervaringen in het verpleeghuis

Aan de slag met vastgelegde ervaringen in het verpleeghuis

Op 28 en 29 september jl. zijn we in het Poortgebouw in Leiden in gesprek gegaan met zorgmedewerkers en managers over het project Narratieve verantwoording in de praktijk. Welke kwaliteit schuilt er in dagelijkse ervaringen in de verpleeghuiszorg? Hoe leg je deze effectief vast, hoe kun je er betekenis aan geven en er met elkaar van leren, en hoe geeft het totaal aan ervaringen inzicht in de kwaliteit van de zorg?

Achtergrond
Om bij het begin te beginnen: in het Leefplezierplan-gedachtengoed staan het verhaal en het leefplezier van individuele verpleeghuisbewoners centraal. In het eerste project Leefplezierplan voor de zorg hebben we samen met medewerkers van elf zorgorganisaties het ‘Leefplezierplan’ ontwikkeld; een hulpmiddel om in de dagelijkse praktijk, structureel, op een narratieve (verhalende) manier aandacht te hebben voor de zorg en ondersteuning van bewoners en er ook op deze manier verantwoording over af te leggen. In het tweede project Leefplezierplan op locatie staat de implementatie van het Leefplezierplan op twee locaties voor de verpleeghuiszorg centraal. De vier elementen van het Leefplezierplan – kennen, doen, ervaringen en dilemma’s – komen terug in trainingen voor medewerkers, een vernieuwd (en versimpeld) elektronisch cliënten dossier (ECD) en vereenvoudigde werkprocessen.

Leren van ervaringen
Een belangrijk aspect van het Leefplezierplan-gedachtengoed is het leren van ervaringen. Naast een standaard rapportage van feitelijke informatie over een bewoner worden volgens de Leefplezierplan-methode ervaringen van bewoners vastgelegd (bijv. in het ECD en Familienet) en gedeeld (bijv. in de overdracht en bewonersbesprekingen). Deze ervaringen dragen bij aan het leren op microniveau, dat wil zeggen rondom de zorg en ondersteuning van een individuele bewoner. Zo kan een medewerker ontdekken dat een bewoner die iedere avond onrustig is, gerust kan worden gesteld door haar uit te leggen dat het huis goed op slot zit voor de nacht en dat zij zich hier geen zorgen over hoeft te maken. Als dit mevrouw helpt om rustig te slapen, dan is het belangrijk om deze ervaring te delen. Het leren van ervaringen draagt bij aan een cyclisch proces van werken met het Leefplezierplan, omdat ervaringen steeds weer nieuwe informatie aan de elementen ‘kennen’ en ‘doen’ toevoegen, zodat een team nog beter kan bijdragen aan het leefplezier van de bewoner.

Van leefplezier naar werkplezier
Voor de borging op macroniveau – de zorg en ondersteuning die alle bewoners van een locatie of organisatie ontvangen – kunnen ook kwaliteitsmanagers en bestuurders leren van ervaringen. De verhalende informatie, in tekst of beeld, geeft veel inzicht in wat er in de organisatie gebeurt en kan worden gebruikt om in- en extern verantwoording af te leggen. Waar ervaringen op microniveau inzicht bieden in het ‘kennen’ van bewoners en handvatten geeft voor zorg en ondersteuning, bieden ervaringen op macroniveau inzicht in het ‘kennen’ van medewerkers en geven ze handvatten voor het faciliteren van ‘goed werk’. Zo draagt het werken volgens het Leefplezierplan-gedachtengoed niet alleen bij aan betere kwaliteit van zorg, maar ook aan meer werkplezier. Bovendien geeft het opleiders zicht op wat medewerkers nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen.

Betekenis geven aan ervaringen
Wanneer medewerkers elke dag, van iedere bewoner, ervaringen gaan vastleggen leidt dit al snel tot zoveel verhalen dat ze niet meer allemaal gelezen kunnen worden. In het project Narratieve verantwoording in de praktijk experimenteren we samen met zorgorganisaties Respect Zorg en ZZG Nijmegen met een oplossing voor dit probleem. Door medewerkers over elke ervaring een paar korte (duidings)vragen te laten invullen, kan er betekenis aan worden gegeven. Denk aan vragen als: geef een passende titel aan je ervaring; welke emotie ervoer je hierbij; wiens belang stond er in de ervaring centraal; is deze ervaring relevant voor de individuele bewoner of voor de hele organisatie; etc. Doel is om een methode te ontwikkelen waarmee ervaringen structureel deel gaan uitmaken van de dagelijkse routine van zorgmedewerkers en het kwaliteitsbeleid van een locatie of organisatie. Om dat te realiseren, willen we samen met de praktijk werken aan de inhoudelijke ontwikkeling, organisatorische inpassing en technische realisatie van een concept ‘methode voor narratieve verantwoording’.

Samen aan de slag
Op maandag 28 en dinsdag 29 september jl. hebben we samen met vijf zorgmedewerkers en twee managers van Respect Zorg van gedachten gewisseld over het project. Door de ontwikkelingen rond corona konden de zorgmedewerkers en managers van ZZG Zorggroep helaas niet aanwezig zijn. In de sessie zijn de zorgmedewerkers en managers allereerst aan de slag gegaan met eerder zelf vastgelegde ervaringen. Door het lezen van de verhalen en bekijken van de foto’s kregen zij een beeld van de thema’s die in hun ervaringen een rol spelen, zoals het belang van leefplezier, de impact van corona, de rol van familie, de samenwerking in het team, ervaren emoties en afscheid nemen. Naar aanleiding van deze thema’s werd gesproken over de kwaliteit van de zorg. Vervolgens hebben we aan de hand van nieuw ontwikkelde software gekeken hoe de bij de ervaringen ingevulde ‘duidingsvragen’ kunnen helpen bij het navigeren door en het betekenis geven aan de ervaringen, en het vormen van een oordeel over de kwaliteit. Het gebruik van de software door de aanwezigen gaf veel aanwijzingen voor hoe deze verder kan worden verbeterd. Tot slot hebben we samen nagedacht over de organisatorische inpassing aan de hand van de vraag: hoe kun je ervoor zorgen dat het werken met ervaringen routine wordt? Een expliciete koppeling tussen leefplezier en het werken met ervaringen voor een grotere groep medewerkers, lijkt een belangrijke richting waar we in de komende maanden actief mee aan de slag gaan.

Neem voor meer informatie contact op met Josanne Huijg.

David van Bodegom benoemd tot bijzonder hoogleraar Vitaliteit

David van Bodegom benoemd tot bijzonder hoogleraar Vitaliteit

Leiden, 2 september 2020 – Per 1 september 2020 is dr. David van Bodegom benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Vitaliteit in een verouderende populatie’ aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde (PHEG). Het betreft een nieuwe bijzondere leerstoel die is ingesteld namens kennisinstituut Leyden Academy on Vitality and Ageing.

Loopbaan
David van Bodegom (1978) is opgeleid als arts en historicus en werkt sinds 2009 als verouderingswetenschapper bij Leyden Academy, waar hij leiding geeft aan de activiteiten binnen het speerpunt Vitaal. Hij is tevens universitair docent bij de afdeling PHEG van het LUMC en begeleidt verschillende promovendi. Van Bodegom promoveerde in 2011 aan de Universiteit Leiden op veldonderzoek dat hij verrichtte op het platteland van Ghana. Hij onderzocht er hoe mensen verouderen in een heel andere omgeving, en ontdekte dat veel ouderdomsziekten en -kwalen veel minder voorkwamen. De arts heeft het tot zijn missie gemaakt om zijn bevindingen bij de Ghanese bevolking te vertalen naar interventies voor onze moderne omgeving. Hij heeft de spreekkamer verlaten in de overtuiging dat de sleutel tot gezonde veroudering ligt in de publieke omgeving.

Veel gezondheidswinst te halen
Van Bodegom zegt over zijn benoeming: “Het is een groot voorrecht om vanuit deze positie een bijdrage te kunnen leveren om Nederlanders te helpen gezonder en plezieriger oud te worden. Hier is echt nog heel veel winst te halen.” Hij verheugt zich op de hechtere samenwerking met collega-wetenschappers vanuit diverse disciplines in Leiden en de Campus Den Haag. Hij zal zelf ook college geven over vitaal oud worden aan jonge artsen en aan andere opleidingen.

De kracht van peer coaching
In het kader van de bijzondere leerstoel zal Van Bodegom onderzoek doen naar twee thema’s in relatie tot vitaal ouder worden. Allereerst het fenomeen ‘peer coaching’. Van Bodegom richtte samen met zijn collega’s bij Leyden Academy de Vitality Club op, beweeggroepen van oudere wijkbewoners die doordeweeks ’s ochtends samen bewegen. Bijzonder is dat deze groepen door ouderen zelf worden geleid; er zijn geen professionals bij betrokken. Uit onderzoek blijkt dat deze groepen heel succesvol zijn, deelnemers komen voor hun gezondheid maar blijven terugkomen voor de gezelligheid. Van Bodegom wil onderzoeken of peer coaching ook elders gezondheidswinst kan opleveren, bijvoorbeeld voor mensen met beginnende suikerziekte om samen de ziekte om te keren.

Invloed van de omgeving
Een tweede thema waar Van Bodegom zich in de komende jaren op wil richten, is de invloed van de omgeving op gezond gedrag. Veel van onze dagelijkse beslissingen worden ingegeven door onze omgeving. We worden in onze dagelijkse woon- en werkomgeving voortdurend verleid om teveel, te vet en te zoet te eten en inactief te zijn. In plaats van met veel moeite steeds ‘nee’ te zeggen tegen ongezonde verleidingen, kan het slimmer zijn om deze te verstoppen en juist gezonde verleidingen te introduceren. Van Bodegom wil onderzoeken hoe onze dagelijkse omgeving ingezet kan worden om mensen te helpen gezonder oud te worden.

Kennis toegankelijk maken
Naast onderzoek doen en onderwijs geven, is het voor Leyden Academy juist ook belangrijk dat de opgedane kennis en inzichten hun weg vinden naar een groot publiek. Naast publicaties in vaktijdschriften wordt dan ook veel tijd en aandacht besteed aan interviews voor kranten, radio en televisie, toegankelijke boeken, cursussen en publiekslezingen.