Pioniers in de ouderenzorg

Iedereen wil de beste zorg voor zijn naasten of geliefden. Vooral als het leven moeizaam wordt door ziekte of gebreken. Vaak is dit bij ouderen het geval. Jonge studenten kiezen voor een medisch beroep, omdat zij mensen willen helpen en genezen van hun kwalen. Maar hebben we straks voldoende professionals die weten welke complexe zorg oudere mensen nodig hebben?

Kenniscentrum Leyden Academy on Vitality and Ageing organiseert cursussen en praktijkgerichte bijeenkomsten voor jonge professionals in de zorg voor ouderen. Omdat deze opleidingen niet door de overheid worden bekostigd en omdat Stichting Opleidingsfonds Vitaliteit & Veroudering (SOVV) jonge mensen de kans wil geven zich verder te bekwamen in waardige ouderenzorg, zet zij zich in om studiebeurzen te creëren.
Met een gift (van minimaal € 10,-) kunt u deze studenten helpen om pioniers in de ouderenzorg van morgen te worden. Mocht u interesse hebben in een fiscaal aftrekbare lijfrenteschenking, dan behoort dat ook tot de mogelijkheden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met ir. Marieke van der Waal, directeur Leyden Academy. Zij is bereikbaar op telefoonnummer 071-5240960 of e-mail.
Klik hier voor de folder met meer informatie over giften en hier voor de folder met meer informatie over andersoortige schenkingen.

Nederland werkt niet door

Kloof tussen politiek en arbeidsmarkt gapend groot

Op 25 januari 2013 is het onderzoeksrapport verschenen naar de drijfveren van oudere werknemers dat in opdracht van de Stichting ILC Zorg voor Later is uitgevoerd. Daaruit blijkt dat die werknemers zich primair laten leiden door de vraag of zij er in hun eigen ogen met hun werk nog toe doen. Op de tweede plaats laten zij zich daarin leiden door hun beleving van de invloed van hun directe sociale omgeving. In de meeste gevallen is dit de levenspartner. Collega’s op het werk en de werkgever spelen in die beleving geen noemenswaardige rol. Werknemers hebben ook een sterk normen- en waardenbesef als het om hun werk gaat, aantasting van dit besef is een krachtige prikkel voor hen om zo snel mogelijk te willen stoppen met werken. Bovendien zijn er allerlei factoren van buitenaf waarvan de werknemers aangeven daar niets over te zeggen te hebben, zoals de verhoging van de pensioenleeftijd. Maar de financiële en economische crisis is ook zo’n factor, die in hun beleving een rol speelt bij de vraag wanneer ze met werk willen stoppen. Want als er één ding is, dan is het nog steeds zo dat de meeste werknemers zo vroeg mogelijk willen stoppen met werken. De meeste levenspartners doen daar nog een schepje bovenop, want die willen dat hun partner twee jaar eerder stopt dan ze zelf willen.

Bij alle commotie over de verlaging van het loon van oudere werknemers, lijkt een ander heet hangijzer, het opschuiven van de pensioenleeftijd naar 67 jaar, geruisloos van de maatschappelijke agenda te zijn verdwenen. In het najaar van 2011 is die verhoging in het zogenaamde Pensioenakkoord vastgelegd. Maar de tegenstelling tussen datgene wat de Haagse politici bedenken en de realiteit van de arbeidsmarkt is nog nooit zo groot geweest.

De Nederlandse samenleving is er al heel lang niet meer op ingericht dat de oudere werknemers überhaupt doorwerken. De arbeidsmarkt sluist al jarenlang 50-plussers met zachte dwang richting WAO, Vut, gouden handdruk of WW. Mannen en vrouwen verlaten nog steeds massaal vervroegd de arbeidsmarkt, gewild en ongewild. Desondanks dringen politiek en sociale partners aan op een cultuuromslag die de hele samenleving raakt. Werkgevers en werknemers zullen het doorwerken straks weer als normaal moeten ervaren. Maar de werknemers moeten dat kennelijk wel doen tegen een lager salaris. Wat ontbreekt, is een visie op het ‘nieuwe langere arbeidsleven’. Dit gebrek aan visie is deels te wijten aan het gebrek aan inzicht in wat er in de harten en hoofden van deze oudere werknemers omgaat. Wat een langer arbeidsleven nu echt in de mindset van individuele werknemers teweeg brengt, is volstrekt onduidelijk. Kabinet, politieke partijen en sociale partners hebben hooguit een vaag vermoeden, maar weten doen ze het niet!

Het onderzoek is gehouden aan de hand van interviews met werknemers en werkgevers en ook enkele deskundigen hebben er inbreng voor geleverd. De uitkomsten zijn getoetst aan andere studies. Deze studie is uitgevoerd door Bert Breij (socioloog/sociaal psycholoog en bestuurslid van ILC Zorg voor Later) en Tom van Oosterhout (zelfstandig onderzoeker).
Voor meer informatie over ILC Zorg voor Later, klik hier.
 

Professor Westendorp vertelt bij Labyrint over veroudering

Labyrint op Nederland 2

 

Hoge bloeddruk, een trage schildklier en hoog cholesterol zijn zaken waar we ons zorgen over maken. Vooral op hoge leeftijd. Maar onderzoekers vermoeden dat dat misschien niet nodig is. Wat op jonge leeftijd slecht voor ons is, kan juist op late leeftijd goed zijn. Er is een nieuwe kijk op ouderenzorg nodig.

We worden steeds ouder. Van de kinderen die in 2012 zijn geboren wordt minstens de helft honderd. Onderzoek naar ouderen is daarom steeds belangrijker. Zo ook een nieuwe kijk op ouderen en ouderenzorg, stelt gerontoloog Rudi Westendorp. Hij is directeur van de Leyden Academy on Vitality and Aging. ‘Artsen behandelen ouderen alsof het mensen van middelbare leeftijd zijn, maar op late leeftijd geldt een nieuwe biologische werkelijkheid,’ legt Westendorp uit. Een trage schildklier op die leeftijd heeft een reden, stelt hij.

Ook psychiater Roos van der Mast van het LUMC leidt een groot onderzoek naar ouderen. Zij onderzoekt de relatie tussen hoge bloeddruk en cognitie. ‘Er is ons ingeprent dat een hoge bloeddruk slecht is, maar als onze hypothese klopt, gaat dat idee veranderen’.

Verder in Labyrint een opvallende ontdekking in verouderingsonderzoek. De Pools-Amerikaanse professor Andrzej Bartke ontdekte dat groeihormoon een belangrijke rol speelt bij veroudering. Muizen met veel groeihormoon stierven eerder. Dwergmuizen, met weinig van dit hormoon, leefden juist veel langer en bleven gezonder. En ook bij mensen zijn er aanwijzingen voor eenzelfde principe. Kleine mensen lijken gemiddeld iets langer te leven, omdat zij minder groeihormoon hebben.
Dat is een opvallende ontdekking, want groeihormoon wordt in de commerciële anti-verouderingsindustrie juist gezien als het wondermiddel tegen veroudering. Het tegenovergestelde lijkt nu waar te zijn.

Klik hier voor meer achtergrondinformatie over veroudering bij Labyrint.

Ouderenzorg is niet sexy

Op artsennet.nl is een blog verschenen van Aliëtte Jonkers, die goed aansluit op de bevindingen van professor Rudi Westendorp, hoogleraar Ouderengeneeskunde en directeur van Leyden Acadamy on Vitality and Ageing.

Aliëtte beschrijft in haar blog dat er in de samenleving weinig waardering en respect, laat staan bewondering, voor ouderen is. Op de sociale ladder van de geneeskunde staat de ouderengeneeskunde qua status helemaal onderaan. Ouderenzorg is namelijk niet sexy. Met cure kun je scoren, niet met care. En dat terwijl zorg voor de oudere patiënt uiterst complexe zorg is, waarin multi-domeinanalyse en polyfarmacie elke casus een uitdagende, ingewikkelde puzzel maken.
Jonker roept op om 2013 een jaar te laten zijn, waarin meer jonge artsen en verpleegkundigen in opleiding kiezen voor de ouderenzorg en waarin alle opleidingen geneeskunde een co-schap ouderengeneeskunde verplicht stellen.

Klik hier voor de volledige column.

Leiden Family lab

Het Leiden Family Lab is een interdisciplinair onderzoeksprogramma waarbinnen familieonderzoeken plaatsvinden; ook de Leyden Academy on Vitality and Ageing is hierbij betrokken.
Op de website staat informatie over wat het Leiden Family Lab precies is en welke onderzoeken er lopen. Ook kun je je hier laten informeren over deelname aan familieonderzoek.

Klik hier om de website te bezoeken.

Zorgkosten en vergrijzing

In de rubriek ‘Vraag van de maand’ beantwoord een deskundige van Leyden Academy een vraag over veroudering. Heb jij een vraag over veroudering? Stuur dan een mailtje!

In nieuwsberichten en reportages is vaak te horen dat de zorgkosten snel stijgen en dat het toenemende aantal ouderen daar de belangrijkste oorzaak van is. Dat lijkt op het eerste gezicht erg logisch. Stap 1: Oudere mensen zijn vaker ziek en hebben een hogere kans op een chronische ziekte. Stap 2: Mensen maken daarom meer zorgkosten naarmate ze ouder worden. Stap 3: Als het aandeel oudere Nederlanders steeds verder toeneemt, zullen de zorgkosten in Nederland ook verder stijgen. Deze redenering lijkt ook te worden bevestigd door de cijfers. Het aantal 65-plussers in Nederland neemt toe van 15% in 2009 naar 24% in 2040.[1] En van de totale zorgkosten die Nederlanders maken in hun leven, wordt ongeveer 72% gemaakt vanaf 65-jarige leeftijd.[2]

1+1+1=3, toch?

Niet helemaal. Als voorbeeld nemen we de berekeningen van twee oud-politici: Roger van Boxtel en Willem Vermeend.[3] Volgens hen stegen de zorgkosten tussen 2008 en 2011 jaarlijks 6,4%. Van dit percentage is een schamele 0,7% te wijten aan de vergrijzing. De andere 5,7% is toe te schrijven aan wetmatige economische veranderingen (zoals inflatie en het Baumol-effect) en volumegroei. Volumegroei in de zorg houdt in dat meer mensen worden gezien en behandeld door de dokter of therapeut, of worden opgenomen. Patiënten zijn mondiger en veeleisender geworden en door medische innovaties is steeds meer mogelijk. En dat is natuurlijk ook een zegen. Economische groei moet in dienst staan van onze gezondheid, de gezondheidszorg moet niet in dienst staan van de economische groei.

Allemaal mooi en aardig natuurlijk, maar het is wel fijn als u niet ieder jaar meer moet betalen aan zorgpremies. Als er de komende jaren weer economische groei is en de volumegroei in toom wordt gehouden, dan hoeven de zorgkosten in de toekomst niet te stijgen, ondanks de vergrijzing. Er zijn namelijk nog twee belangrijke veranderingen gaande die op de lange termijn de gemiddelde zorgkosten van ouderen kunnen afzwakken. Ten eerste wil de overheid harde prioriteiten stellen op het gebied van de zorg. Op de ouderenzorg wordt in de toekomst enorm bezuinigd. De overheid verwacht dat ouderen meer zelf moeten kunnen, en dat burgers ook actiever moeten zijn om ouderen te ondersteunen. Belangrijker dan bezuinigen in het zorgaanbod is misschien nog wel het snoeien in de bureaucratie. Experimenten met wijkverpleegkundigen, coöperaties en de afschaffing van regels worden al uitgevoerd. Goed voor de economie, maar vooral goed voor de oudere mensen zelf, als ook voor hun mantelzorgers.
Ten tweede verandert de ouderengemeenschap. Toekomstige ouderen zijn misschien zelfstandiger dan de huidige ouderen. Ook worden mannen steeds ouder in vergelijking met vrouwen, wat betekent dat er in de toekomst relatief minder zorgbehoevende weduwes zijn. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat een groot deel van iemands zorgkosten vlak voor de dood wordt gemaakt. Soms zijn behandelingen op zeer hoge leeftijd en vlak voor de dood duur, onnodig en niet in het belang van de patiënt. Meer inzicht in de effectiviteit van behandelingen op oudere leeftijd en daaraan gekoppelde verbeteringen in protocollen voor artsen zijn nodig.

U ziet het, een betere gezondheidszorg en lagere zorgkosten gaan soms hand in hand.

Herbert Rolden
Econoom en PhD-student Leyden Academy on Vitality and Ageing


 

[1]Centraal Bureau voor de Statistiek

[2] Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

[3]Vermeend W, Boxtel R van. Uitdagingen voor een Gezonde Zorg. Amsterdam: Lebowski, 2010.

Blog of a master student

I have been living in The Netherlands for three months now.
I can’t believe how fast time has passed. If someone had told me at the beginning of this year that 2012 would be the year
I would live abroad, I would have simply answered something like "yeah right, you’re either nuts or kidding me".

It is amazing how life can surprise you. Early in the spring I first came to hear about the Master Program Vitality and Ageing and found out there was an actual real chance that I might be a part of it. There was not much time to think about it, maybe a couple of days, some brief discussions with my family and partner, and then a hesitant "yes, I do (want to apply for the Master)". I think I went through the admission process with a little bit of skepticism. Everything went so smoothly I thought it was too good to be true. And then, one day, I was already at the International Airport of Mexico City, ready to take the plane to the greatest adventure in my life so far.

Living abroad
At 31 and having lived my whole life in Mexico, I did not have much idea of what to expect from living abroad. But at the same time I had lots of expectations. Of course, I had been abroad a couple of times before, but those were pleasure trips lasting no longer than four weeks at a time. This however, was the real thing. This was living abroad for nearly a year!
Of all the places in the world, it had never occurred to me to come and study in The Netherlands, least of all at Leiden University. This was the first time I had ever heard of it, the first time I knew there was such a thing as the Leyden Academy on Vitality and Ageing. I don’t even speak Dutch, for god’s sake! Yet somehow it all felt just appropriate and everything fell into place so I could come here. Sometimes I feel as if this was meant to happen and I am very thankful for it.

The Master on Vitality and Ageing
Looking back, these first three months have been wonderful. Certainly, the Master has proven to be a lot more work than I expected and it has also been quite more challenging, but I have loved every minute of it. Having already received training as a geriatrician, many of the topics we cover in the Master are not entirely new to me, but the academic level and the depth of knowledge I am being exposed to is an entirely new experience. Listening to lectures by researchers whose papers I have read before in high-profile medical and scientific journals has been both humbling and inspiring.

Fellow classmates
My fellow classmates have made the experience even more pleasant. We are a small group, but a nice one, for that matter. If I had to describe it with one word, I would use diversity. We come from different places, have such different life histories, think so differently, and yet we have somehow managed to get along pretty well and make up for an interesting academic community.

Dutch language
Almost everyone in Leiden (and The Netherlands so I have learned) speaks English. This is an absolute advantage since Dutch is a rather difficult language to learn – I should know, since I am currently trying to learn it and I find myself banging my head against the wall because of difficulties with everything, from the pronunciation to the grammar! Still, communicating with people around me has not been a problem. They even spoke Spanish to me at the open market a couple of times.

Dutch people
Dutch people are very interesting to be around with. I am still trying to figure them out, but so far I like them. They are certainly not as warm as Mexican people, but they are nice and well-intended. They like what they like and they stick to their own ways, which is only understandable but still very amusing to witness from an outsider’s perspective. Sometimes I think I have seen enough to understand them and then something new comes up and they completely surprise me. It seems like a never-ending game of watching and learning, which I find nothing but enjoyable.

Dutch weather
Dutch weather on the other hand, is not such a pleasant experience. I don’t mind some cold and wet, but this is ridiculous! One of my first acquisitions when I first came here were some proper rain clothes. Being a city boy, I was used to driving my car and staying dry inside when it rained (which back home is usually a defined period from late spring to mid autumn). But living in The Netherlands as a student means traveling by bicycle or public transport under all kinds of unpredictable climate. Whether the day is bright and sunny or cold and rainy, as is usually the case, one must be prepared. Thus, proper rain clothes are a must-have in this country. And it must be noted that I have not even seen the Dutch winter yet. I can only imagine what that will be like, but I’m already looking forward to it and dreading it at the same time!
When I look back at the past three months of my life, I can only think of positive things. I am having such a good time that I have hardly felt homesick, if at all. This is turning out to be my greatest adventure so far and I am living it as intensely as possible. I can only be thankful for what I have learned so far and I am excited for what is yet to come.
February… Days are getting longer and a little bit less cold. Snow days are scarcer every week that passes by. Winter is almost over. I was afraid I might have found it a tough experience, but the truth is I loved every day of it, every day of snow, every bit of hail and every freezing evening with temperatures under zero. The best of the winter, however, were the Christmas holidays.

Special Christmas
For as long as I can remember, Christmas has been my favorite time of the year. These last holidays were particularly special because I got to experience them from a completely different cultural context. I learned about Sinterklaas and I actually had him visit me and my fellow students at the Leyden Academy – it was a great surprise and we had quite a merry time while one of my classmates sat on his lap and sang a sinterklaasliedje. I got to experience first-hand the Christmas markets, and drank my share of hot wine, hot chocolate and all sorts of delicious seasonal treats. No wonder I put on a couple of kilo’s which I am now struggling to get rid of!
One thing that made this Christmas even more special was having part of my family visiting over the holidays and travelling around with them. We went to Paris, where we spent Christmas, then Luxembourg, Brussels and finally Amsterdam for New Year. In the picture you see my grandfather and me in Versailles, France. Later on in January I received yet another visit – a very special one – and had the loveliest time in the last few months.

Current practices of geriatric medicine
Still, all things come to an end, and now it’s back to reality and hard working at the Leyden Academy. Not that I complain, though. I am still enjoying it as much as ever, even when it can be quite challenging. For example in our last course, Multimorbidity and Geriatric Giants, we learned some revolutionary concepts that bring into question some of the current practices of geriatric medicine. For a trained geriatrician like me, this can be shocking to say the least, but I am fully convinced that the only way to make progress and improve our practices is to constantly question and rethink what we hold as true and valid. After all, science is about a continuous and renewed search for answers that allow us to pose new questions. I find this quite stimulating.

Chinese New Year
Getting along with people comes rather easily to me, and this has been a very useful skill. I have made good friends with my classmates from the Master, but also with other international students outside the master. I am not that much of an all-night-party guy anymore, but I always take pleasure in an evening out or a nice dinner and I do enjoy the occasional party. For example, just last weekend a friend from the Master who is from China invited us to celebrate Chinese New Year at her place. We had a great time! In the picture you see fellow student Tianyi Bu leading the celebration of the Year of the Snake.

Orientation meeting for students
I remember that shortly before departing from Mexico I attended an orientation meeting for students who were going to live in The Netherlands. One of the speakers told us about a process of adaptation that most students go through, which consists of three phases: a honeymoon, when everything is new and exciting, followed by a blue phase, where homesickness is the main feature, and finally a phase during which students adjust to their life abroad. At that moment, I thought this was a very useful bit of information, and I was prepared to go through these phases. I don’t know what happened, though, because I am now well adjusted but still living my honeymoon with The Netherlands and I don’t see the end of it coming at all. I have only half a year left here and I intend to make the most of it. No time for homesickness, no time for longing. Every single day that passes is beautiful, unique and will never come back. This only happens once in a lifetime and I won’t miss the chance to live it!

They say that home is where the heart is. I say that home is where one makes it. And come to that, I am pretty sure I have made myself at home in this wonderful place, the memories of which I shall treasure forever.

Raúl Hernán Medina Campos from Mexico

Wat kunnen we leren van de doodgraver?

Wat kunnen we leren van de doodgraver?

In bovenstaande figuur staan de sterfgevallen in Nederland van de afgelopen 150 jaar weergegeven, gerangschikt naar leeftijd. De rode lijn van 1850 geeft aan dat in dat jaar de meeste sterfgevallen jonge kinderen waren. Wie in de negentiende eeuw doodgraver was, moest dus vooral kleine graven uitspitten.

Vanaf begin vorige eeuw kwam daar verandering in: de oranje en groene lijnen, behorende bij de jaren 1910 en 1930, laten de start van een nieuwe trend zien. Langzaam nam de kindersterfte af en verschoof de sterfte naar hogere leeftijd. De grijze en blauwe lijnen geven weer hoe deze trend zich na de oorlog voortzette. Wie na de Tweede Wereldoorlog doodgraver was, moest meer grote graven, dan kleine graven uitspitten. De paarse lijn geeft weer hoe de jaarlijkse verdeling van sterfgevallen over de leeftijd er in 2009 uit zag.

Gelukkig is kindersterfte in Nederland tegenwoordig zeldzaam en zijn kleine graven een uitzondering geworden. Wat overheerst, zijn sterfgevallen op hoge leeftijd. Nederland heeft de dood voor het zestigste levensjaar bijna geheel weten terug te dringen; het succes van onze welvaart. We hebben allemaal een grotere kans op een langer en gezonder leven. Het beroep van de doodgraver is veranderd, van iemand die kinderen begraaft naar iemand die ouderen begraaft.

Maar niet alleen het beroep van de doodgraver is veranderd. Ook het beroep van de dokter. Waar de zorg zich vroeger met name op kinderen richtte, is zij nu vooral op de ouderengeneeskunde gericht.

Artikel in BMJ kersteditie

Mortality in former Olympic athletes: retrospective cohort analysis

Roeiers hebben geen overlevingsvoordeel ten opzichte van golfers…..

En hoge mate van lichamelijke botsingen brengen een verhoogd sterfterisico met zich mee

Wat overleving betreft, voegt intensief sporten niets toe aan gewoon bewegen. Sterker nog, het intensief beoefenen van contactsporten bekort zelfs het leven. Dit blijkt uit onderzoek van Amsterdamse studenten Ruben Zwiers en Frank Zantvoord, die onder begeleiding van Frouke Engelaer en David van Bodegom van Leyden Academy on Vitality and Ageing, zich verdiept hebben in sterfte bij oud-Olympische atleten.
In hun onderzoek hebben ze 9.889 oud-Olympische sporters van 43 disciplines onder de loep genomen. Ze hebben gekeken naar het effect van verschillende niveaus van statische (kracht), dynamische (duur) en cardiovasculaire (kracht plus duur) sport op sterftekansen later in het leven. In een analyse hebben ze laten zien dat de levensverwachting van sporters die golf of cricket speelden net zo hoog is als van Olympische roeiers of fietsers. Maar contactsporten en sporten met risico’s dat het lichaam ergens tegenaan botst, gaan gepaard met een 11-16% hogere sterftekans ten opzichte van sporters die geen lichamelijke contactsporten doen of risico op lichamelijke botsingen hebben.

Op vrijdag 14 december 2012 is het artikel in de speciale kersteditie van BMJ verschenen. Ook hebben onder andere The Times en Wall Street Journal er aandacht aan besteed. Klik hier voor de link.