Blog Marjet Woudenberg: In kringen rondom de bewoner

Het project Leefplezierplan op locatie nadert de afrondende fase. Voor het projectteam tijd om alle ervaringen, lessen, bevindingen en aanbevelingen op een rij te zetten. Dit is ook een fase van creatieve gedachtevorming en om af en toe te dagdromen over zorg voor ouderen in een ideale wereld.

Zo begon het brein van trainer Marjet Woudenberg te borrelen toen zij onlangs een klassiek, piramidevormig organogram van een zorgorganisatie onder ogen kreeg. Waar waren de bewoners en zorgmedewerkers? Zou de bewoner niet in het hart van het schema moeten staan? Ze schreef er deze blog over voor de nieuwsbrief Leefplezier in de ouderenzorg (oktober 2021). “Leefplezier gaat uiteindelijk over een organisatiestructuur waar men elkaar draagt en in dialoog met elkaar optrekt.”

 

In kringen rondom de bewoner

Vandaag kreeg ik een organogram te zien van een zorgorganisatie. Tot mijn verwondering was het een schema waar noch de bewoner, noch de zorgmedewerker in benoemd was. U weet wel, zo’n top-down structuur.

Dit zette me aan het denken. Als we met leefplezier bezig zijn, als we willen stimuleren dat de bewoner in al het handelen het uitgangspunt is, hoe zou je dat dan ook op organisatieniveau tot uitdrukking kunnen laten komen? Hoe kan een hele organisatie om de bewoner heen komen te staan, waarin er geen onder en boven is, maar samen optrekken?

Met leefplezier gaat het voor de verpleegkundige en verzorgende om het zijn en handelen in het hier en nu. Om het inspelen op de behoeften en verlangens van bewoners. Dat kan alleen door tijd te nemen om te kijken en te luisteren. Door vervolgens creatief met de situatie om te gaan en te denken in mogelijkheden. Het vraagt om een houding waarin alle conventies losgelaten kunnen worden. Het vraagt om lef hebben en af en toe lastige keuzes maken. Door het leefplezier van de bewoner als uitgangspunt te nemen, vragen we van de zorgmedewerker om min of meer in een chaotische structuur te opereren. Steeds maar weer ‘omdenken’ en reflecteren waarom je de dingen doet zoals je ze doet.

Dat is niet gering.

Het omgaan met de naasten van bewoners, een meer ‘verborgen’ taak van een zorgmedewerker, laat ik dan nog buiten beschouwing. Maar ook deze taak vereist de nodige vaardigheden.

Om dit allemaal te realiseren, heeft een verpleegkundige of verzorgende ondersteuning nodig. Hij of (meestal) zij heeft nodig dat er echt naar haar geluisterd wordt. Dat zij met haar ervaringen en dilemma’s bij haar collega’s terecht kan. Dat zij met al haar pogingen om aan te sluiten bij de bewoner, gehoord en gezien wordt. Met alle positieve krachten en met alle beperkingen van dien. De zorgmedewerker die in haar hele mens-zijn gezien wordt.

Ondersteuning ook in de zin van: samen leren, in een open sfeer. Met collega’s kijken naar de vraag: hoe willen wij de dingen doen en waarom doen we ze op deze manier? Samen optrekken en reflecteren om zo het beste voor de bewoner te kunnen bieden.

Om dit mogelijk te maken, heeft een team op haar beurt ondersteuning nodig. Een luisterend oor en ogen die zien wat het team nodig heeft om leefplezier optimaal mogelijk te maken. Een begeleider die ruimte kan geven aan de chaos, maar ook vanuit visie sturing kan geven door steeds weer met het team in gesprek te gaan. Die het vertellen van verhalen stimuleert en uitnodigt tot het delen en bespreken van dilemma’s. Een begeleider die de moed heeft om lastige knellende situaties aan te gaan. Die denkt vanuit mogelijkheden.

Ook deze begeleider heeft collega’s nodig met wie ze haar successen en onzekerheden kan bespreken. Aan wie ze kan vertellen over al haar ervaringen zonder daar direct op beoordeeld te worden. Bij wie ze kan leren van de ervaringen van anderen.

Dit team van begeleiders heeft een manager nodig die dit organisatorisch mogelijk maakt. Iemand die ontvankelijk is voor de verhalen en de keuzes die gemaakt zijn. Die nieuwsgierig is naar de antwoorden op de vraag: waarom doen we dit zo? Die het maken van eigen afwegingen stimuleert. Dat vraagt om een manager met ruimte en energie om met het ‘oncontroleerbare’, met de ‘chaos’ om te gaan. Een manager die vertrouwen aan haar medewerkers geeft, en steeds weer open staat en oog heeft voor haar personeel.

Ook deze manager heeft sparringpartners nodig. Een veilige plek waar ze kan leren door met collega’s bevindingen te delen en dilemma’s te bespreken.

Deze manager heeft ten slotte een bestuur nodig dat oog heeft voor en luistert naar haar vraagstukken. Een bestuur dat het geduld heeft om soms op de handen te gaan zitten en te luisteren naar de verhalen die gaan over alles wat erbij komt kijken om leefplezier bij een bewoner mogelijk te maken. Dat weet welke grote en kleinere dilemma’s zich gedurende het jaar hebben voorgedaan in de organisatie. Dat het lef heeft om buiten de kaders mee te denken over wat die verhalen zeggen over waar behoefte aan is.

Leefplezier gaat uiteindelijk over een organisatiestructuur waar men elkaar draagt en in dialoog met elkaar optrekt.

Dat klinkt misschien wollig, maar voor alle duidelijkheid: soms moet een bewoner begrensd worden. Soms moet een zorgmedewerker aangesproken worden. Soms moet een team geconfronteerd worden. Soms moet een begeleider scherp gehouden worden. Soms moet een manager op haar vingers getikt worden. En soms moet een bestuur door elkaar geschud worden.

Maar altijd met hetzelfde doel voor ogen: hoe laten we de bewoner optimaal tot zijn recht komen?

 

Er is nog zomer

Er is nog zomer en genoeg

wat zou het loodzwaar

tillen zijn wat een gezwoeg

als iedereen niet iedereen terwille

was als iedereen niet iedereen

op handen droeg.

Judith Herzberg (1994)