Sociale cohesie is een dominant begrip dat vaak op de voorgrond staat en als leidraad wordt gebruikt in discussies over gemeenschappen en maatschappelijke dynamiek. Wat betekent sociale cohesie? Is er een concrete definitie en wat kunnen we hiermee? Marlou Schrover geeft antwoord op deze vragen. Zij is historicus en verbonden aan Leiden Universiteit als hoogleraar Economische en Sociale Geschiedenis en projectleider van het project Dilemmas of Doing Diversity. Dat project maakt deel uit van de Nationale Wetenschap Agenda, waarbij sociaal cohesie een centraal thema is.
Kunt u uitleggen wat het concept sociale cohesie inhoudt?
“Het is interessant dat het begrip sociale cohesie door heel veel academici, politici, beleidsmakers, journalisten en anderen wordt gebruikt, maar dat het zelden wordt gedefinieerd. Als het wel wordt gedefinieerd, lopen de definities uiteen. Onder andere, er is een, veelal impliciete, aanname dat ‘we’ wel weten wat ermee wordt bedoeld – samenhang in de samenleving of zoiets – maar het is niet duidelijk hoe dat moet worden gemeten. Hoeveel interactie moet er zijn tussen mensen voordat er van sociale cohesie wordt gesproken? En volstaat het dat ik mijn buren ken, of moet ik met mijn buren iets organiseren en deelnemen aan buurtactiviteiten? Sociale cohesie wordt meestal als iets goeds gezien, terwijl er ook sprake kan zijn van een grote samenhang die niet als positief wordt gezien. Dat heeft dan te maken met houdingen ten aanzien van schooluitval, criminaliteit of werkloosheid. Een hechte buurt kan ook een slechte buurt zijn.”
“Het is niet mogelijk om simpelweg aan te geven wat sociale cohesie is”
U zegt dat de aanname dat ‘we’ wel weten wat met sociale cohesie wordt bedoeld niet die enige aanname is. Over welke andere aannames gaat het?
“Er zijn nog vier aannames wanneer het om sociale cohesie gaat. Ten eerste, is er het idee dat overheden sociale cohesie via beleid kunnen bevorderen door bijvoorbeeld subsidies en voorlichting. Het is onduidelijk of dat beleid effect heeft (gehad). Beleidseffecten zijn net als sociale cohesie heel moeilijk te meten. Ten tweede is er de aanname dat een gebrek aan sociale cohesie vooral een probleem is voor de lagere sociale klasse. Die zouden, zo luidt de veronderstelling, baat hebben bij (buurtgebonden) contacten wanneer het gaat om het vinden van werk en onderlinge steun. Een gebrek aan sociale cohesie wordt dan geduid als een klassenprobleem. Ten derde is er, sinds ongeveer de jaren tachtig de aanname dat een ‘te grote’ etnische diversiteit leidt tot een geringe sociale cohesie. Die aanname stoelt op Amerikaans onderzoek waarvan het de vraag is of het voor Nederland opgaat en waarbij ook in de VS door tal van onderzoekers vraagtekens zijn geplaatst. Desondanks wordt het idee dat ‘teveel’ etnische diversiteit leidt tot geringe cohesie nog steeds breed gedeeld. Ten vierde is er de aanname dat sociale cohesie afneemt. Het interessante is dat die aanname reeds decennialang wordt gemaakt. De afname van sociale cohesie wordt als een hedendaags probleem neergezet en dat al tientallen jaren.”
Welke rol speelt sociale cohesie binnen uw project en hoe gebruikt u het zelf?
“Sociale cohesie is een kernbegrip binnen het project. We kijken vooral naar wie zegt dat sociale cohesie een probleem is, voor wie het een probleem is, wie of wat de oorzaak van het probleem is en wie een oplossing moet bieden. We kijken dus naar het problematiseren van sociale cohesie. Daarmee vermijden we de valkuilen van het meten van sociale cohesie of de uitkomsten van beleid.”
Nina Conkova
Onderzoeker bij Leyden Academy
Dit interview is verschenen op NieuwWij.