Op maandag 13 februari verscheen er een opiniestuk in de NRC van Leyden Academy directeur prof. dr. Rudi Westendorp over het onderwijs in de ouderengeneeskunde op universiteiten en verpleegkundige opleidingen. Uit onderzoek van de Leyden Academy on Vitality and Ageing blijkt dat dat ver onder de maat is. Onderstaand het artikel:
Onderwijs in de ouderengeneeskunde op universiteit en verpleegkundige opleidingen (HBO en MBO) is ver beneden de maat. De interesse en kennis van studenten is gering. Een beter wettelijk kader, aansprekend onderwijs en koesteren van rolmodellen kan het tij keren.
Sinds 1998 geef ik college aan 4e jaars studenten geneeskunde over gezondheid en ziekte van oude mensen. En ieder jaar vraag ik de 250 artsen in spe hoeveel van hen beroepshalve met ouderen zouden willen werken. Het is een terugkerende confrontatie voor beide partijen. Slechts een handvol steekt haar vinger op (70 tot 80% van de studenten is vrouw). Alle overige studenten uit het gehoor geef ik het advies om een ‘job change’ te overwegen. Gerommel in de zaal. Ik leg dan uit dat de moderne student geneeskunde zich onvoldoende lijkt te realiseren dat de wachtkamers en ziekenhuisbedden hoofdzakelijk gevuld zijn met oudere patiënten.
Bij de toekomstige verpleegkundigen is de situatie nauwelijks anders. Onlangs heeft mijn collega Prof. Marieke Schuurmans (hoogleraar verpleegkunde)een onderzoek verricht onder verpleegkundigen in opleiding. Grofweg de helft wil zeker niet met oudere patiënten werken, slechts een op de acht spreekt een voorkeur uit voor de zorg aan mensen op leeftijd. Geen geruststellend vooruitzicht met de vergrijzing die de komende jaren in Nederland haar top bereikt. Het is dan ook een illusie dat de 12.000 extra handen aan het bed door de huidige generatie opgeleiden zal worden ingevuld.
De cruciale vraag is of het verwachtingspatroon van studenten geneeskunde en verpleegkunde in de toekomst realistischer kan worden. Lange tijd heb ik gedacht dat zoiets onmogelijk is. Immers, mensen zijn evolutionair geselecteerd om zich voort te planten, kinderen te krijgen en hen tot volwassenheid te brengen. Een zorgtaak voor oude mensen is in dit evolutionaire programma niet opgenomen. Daarom willen jonge dokters graag kinderarts worden – ik destijds ook – en willen verpleegkundigen op de ‘kraam’ werken. De uitzonderingen – die er gelukkig ook zijn – lijken de regel alleen maar te bevestigen. Zorgen voor ouderen, is een kwestie van cultuur en aangeleerd, omdat het geen biologische vanzelfsprekendheid is. Niet voor niets staat in alle grote boeken een oproep ‘eer uw vader en uw moeder’. Een sociologische reparatie van een natuurlijk defect. Een maatschappij structurerend principe om een verzorgingsstaat op te kunnen bouwen. In deze vaststelling kunnen dan ook de handvatten gevonden worden om de inhoud van het medisch en verpleegkundig onderwijs in gunstige zin om te vormen.
Er is een spagaat tussen de dagelijkse praktijk en de wijze waarop nieuwe professionals worden opgeleid. In het onderwijs aan universiteit en beroepsopleidingen ligt de nadruk op enkelvoudige ziekte bij patiënten van jonge en middelbare leeftijd. Gemiddeld 2% van het onderwijs op de universiteit wordt besteed aan ouderengeneeskunde. Vaak is de kennis van de laatstejaars studenten verpleegkunde vergelijkbaar met die van de gemiddelde Nederlander. Het onderwijsaanbod reflecteert de capaciteiten en interesse van de docenten die het onderwijs verzorgen. Een dergelijk medisch wereldbeeld is een persiflage van de werkelijkheid waarbij nu al de helft van het totale budget in de gezondheidszorg opgaat aan mensen van 65 en ouder.
Volstrekt onvoldoende komt de complexiteit van de geneeskunde bij ouderen in de lesstof naar voren. De eerste reden is dat in het ‘raamplan’ voor de studie geneeskunde – de wettelijk opgelegde inhoud van het onderwijs – de complexe ouderenzorg niet of nauwelijks voorkomt. De inhoud is het resultaat van compromissen waarbij ‘complex en oud’ het gauw aflegt tegen ‘eenduidig en jong’. Dat moet dus anders. Op de hogescholen ontbreekt het nog aan een raamplan. Daardoor is de complexe geneeskunde en verpleegkunde bij ouderen niet geborgd. Het geschipper bij het tot stand komen van het raamplan legt de vinger op de zere plek. Waar zijn de pleitbezorgers die op de diverse burelen de zaak op tafel leggen? Waar zijn de docenten die op professionele en empathische wijze het onderwijs vorm geven? Onderwijsmedewerkers zijn net als iedereen onderdeel van een maatschappij waar jong ‘in’ is en oud ‘out’. En dat is de tweede reden waarom het onderwijs over ouderen zo achter loopt.
Ik weet niet of ik specifiek van oude mensen hou. Wel vind ik een gemiddelde oudere ontegenzeggelijk veel interessanter dan een gemiddelde jongere. Met wie kun je tegelijkertijd de toekomst schetsen én het verleden reflecteren? Ook hebben we in de medische wetenschappen een enorme vooruitgang geboekt in onze kennis over de biologie van veroudering. En we begrijpen de existentiële vragen steeds beter. Waarom worden wij grijs, kaal en ziek terwijl zeeanemonen er na 150 jaar nog fris en fruitig uitzien? Waarom moeten mensen zich de veroudering laten welgevallen? Is het vermijdbaar? Nog niet, maar het verouderingsproces is nu al af te remmen, zodat we langer gezond blijven. Het zijn deze vragen die jonge mensen uitermate intrigeren. En het is deze positieve kijk op onze levensloop die de interesse wekt bij jonge professionals in de zorg. Eenmaal voor het vak gevangen komt de compassie met de jaren vanzelf naar boven. Op deze wijze heb ik een kleine schare jonge dokters voor de veroudering gewonnen. Ook collega Schuurmans heeft een groot aantal ambitieuze verpleegkundigen in haar slipstream.
Een goed wettelijk kader, een aantrekkelijk onderwijsaanbod, en het hartgrondig steunen van rolmodellen. Moeilijker hoeft het niet te zijn.